Na bijna tien jaar The Black Keys hadden wij bijna vrede genomen met het feit dat het tweetal een uiterst traag evoluerende groep is, maar net nu komt het duo aanzetten met een plaat als Brothers om zich eindelijk van zijn starre identiteit te ontdoen en het fantasierijke aspect — naar het mooie voorbeeld van zanger Auerbachs recente soloplaat Keep It Hid — enthousiast te omarmen.
Natuurlijk is The Black Keys geen vooruitstrevende groep waarop muzieknerds met een hoorapparaat in de aanslag zitten te wachten om toch maar heel hard op zoek te gaan naar een paar vernieuwende noten. Neen, het is eerder het soort groep waarvan je houdt omdat je bijzonder goed weet dat ze er live altijd staan en waarvan je de platen oplegt enkel en alleen met de bedoeling om je kamer met een warme, muzikale gloed te vullen. Dat maakt al het pseudo-intellectueel gezwam over muziek immers overbodig door terug te keren naar de ware essentie van muziek, namelijk de ziel. En als er nu iets is waarvan het combo ons nu al vijf platen lang heeft weten te overtuigen, dan is het wel dat het een erg soulvolle of ’zielvolle’ band is.
In het perspectief hiervan is het natuurlijk niet moeilijk om zich in te beelden hoe goed The Black Keys onthaald zou worden als de groep er op een bepaald ogenblik bovendien nog eens in zou slagen om dat wereldje te overstijgen. Wij hebben er lang op geanticipeerd en meerdere malen geen bevestigend antwoord gekregen, maar met Brothers is het dan uiteindelijk toch zo ver: The Black Keys is erin geslaagd om een plaat te maken waaraan tegelijkertijd liefhebbers van alternatieve pop en ware genre-geeks iets kunnen hebben.
Dat heeft hoogstwaarschijnlijk alles te maken met Dan Auerbachs recentelijke Keep It Hid, het plaatje waarmee hij duidelijk maakte meer te kunnen dan hij met The Black Keys heeft laten merken. Want Auerbach heeft eindelijk zijn logische verstand laten spreken door de lijn van zijn boeiende soloplaat naar The Black Keys door te trekken, wat niet in het minst blijkt uit het weelderige openingsnummer "Everlasting Light", waarin een ongewoon hoog stemgeluid in combinatie met fluisterstemmen The Black Keys’ heruitgevonden identiteit mag inluiden.
The Black Keys’ nieuwe identiteit houdt vooral in dat de groep een stuk exotischer klinkt. Het is al van The Mars Volta geleden dat een groep nog het superlatief ’buitenaards’ toegedicht kreeg, maar met Brothers maakt The Black Keys hier eveneens aanspraak op, al is het maar omdat Jimi Hendrix’ geest op geen enkele andere Black Keys-plaat zo prominent aanwezig lijkt. Met nummers als het psychedelische, instrumentale "Black Mud" en het zijdezachte "The Only One" is The Black Keys namelijk haast even onvoorspelbaar en excentriek als Hendrix in zijn tijd was.
Niet dat je de indruk krijgt naar een totaal andere groep te luisteren, maar met Brothers lijkt het combo er eindelijk in geslaagd te zijn om zijn muziek een beetje beter te ’verkopen’. Neem nu bijvoorbeeld "Too Afraid To Love You": hoewel de zwoele zang haast niet meer in de lijn van The Black Keys’ voorgaande platen kan liggen, maakt de bevreemdende, oosters getinte percussie van bij het begin een wereld van verschil. Eenzelfde bedenking kan men maken bij het bijzonder zoete "Never Gonna Give You Up", waarin The Black Keys zijn verouderde imago opblinkt met een hoger motowngehalte. Het lijken weliswaar allemaal kleine attenties, maar na vijf platen is dit misschien toch wel echt wat de groep nodig heeft.
Dat Brothers The Black Keys’ meest toegankelijke plaat tot nog toe is, betekent echter nog niet dat het plaatje volledig smetteloos is. Hoewel het tweetal qua variatie en innoverende ideeën een heuse inhaalbeweging heeft gemaakt, heeft The Black Keys namelijk nog altijd de neiging om ellenlange platen te maken. En wij vragen ons echt af waarom. Het kan allemaal een stuk geconcentreerder en met iets kortere platen en een paar EP’s meer doen de heren het op financieel én muzikaal gebied heus niet minder goed.