Het ene exportproduct is het andere niet. Terwijl de Aziatische film al meerdere jaren vaste voet aan de grond in het Westen heeft, kan hetzelfde bezwaarlijk van zijn muzikale evenknie gezegd worden. Op enkele extreme (Boredoms, Merzbow,…) en afgebakende genregroepen (Mono, Envy,…) na blijft het werelddeel grotendeels een nobele onbekende in het muzieklandschap.
Is het desinteresse of een ontoegankelijkheid die aan de basis hiervan ligt? Of is het misschien — zoals uit bepaalde documentaires afgeleid kan worden — gewoon omdat de bands uit pakweg Japan geen toevoegde waarde bieden en exact hetzelfde klinken als Westerse evenknieën die hen weerhouden van een doorbraak in andere continenten? Met Strangeness bevestigt Kazumasa Hashimoto dat laatste, want zijn vierde album klinkt vooral alsof het iets te vaak het bed met het Franse Air gedeeld heeft.
Net als het Franse duo kiest Hashimoto voor zachte pop waar enkele psychedelische toetsen aan toegevoegd zijn en laat hij de zang over aan een hees klinkende Gutevolk (Hirono Nishiyama). In "Black Woodbine" leidt dat tot een doorslagje van Charlotte Gainsbourgs 5::55 terwijl "Daylight Hallucination" dan weer als "Strawberry Fields Forever" in een Air-remix klinkt. Ook "There’s Gold Everywhere" kan zijn Air-invloeden nauwelijks verbergen, zelfs al kiest het nummer in zijn middenstuk voor een spaarzamere invulling.
In de andere songs zijn de referenties minder opzichtig. Zo is "Echoes And Stairs" een chanson-achtige dronken wals en laat "Lake" zich als een tegendraadse zachte ballade kennen. Jammer genoeg ontbreekt het de nummers aan daadkracht, iets wat het verder nochtans niet onaardige poppy "Filament" juist zo goed onderstreept. Het ontbreekt Hashimoto niet aan (compositorisch) talent alleen, weet hij er te weinig inventief mee om te gaan. Klinkt Air ondanks alle hommages en invloeden op zijn meeste platen nog steeds als een band met een eigen identiteit, dan geldt dat veel minder voor Hashimoto en Strangeness.
Er valt inderdaad weinig af te dingen op het speelse en licht exotische "Slow Motion", noch mag of kan het melancholischer getinte "Doppelganger" als een onding beschouwd worden, alleen valt er net zo min veel voor de nummers te zeggen. De klassiek geschoolde Hashimoto benadert zijn popmuziek te steriel en te technisch waardoor het aan ziel en identiteit ontbreekt. Zijn album klinkt als een geslaagde vingeroefening en een vakkundig gemaakte hommage, maar dat volstaat niet. Tenzij Kazumasa Hashimoto voor zijn volgende album een eigen stem weet te vinden, zal zijn doorbraak alvast in deze contreien nog wel even uitblijven.