De geschiedenis neemt soms rare wendingen. Net zoals Columbus niet gedacht had een volledig nieuw continent aan te treffen op zijn reis naar India, had ook de Britse muziekcriticus Simon Reynolds wellicht niet verwacht dat de term die hij lanceerde om een nieuwe en inventieve dynamiek in de rockscene aan te duiden, uiteindelijk de standaardbenaming zou worden voor een heel genre waar van vernieuwing maar weinig sprake meer is.
{image}
We hebben het natuurlijk over postrock en haar gekende klankendieet van vernietigende crescendo’s, deprimerende mineurtoonaarden en heldere gitaarharmonieën. Ook het Noorse kwartet The Samuel Jackson Five schrijft zichzelf in in die traditie, maar geeft er een hoogst interessante eigen draai aan. Naast de herkenbare postrockingrediënten incorporeert de groep op zijn derde langspeler Goodbye Melody Mountain immers nog heel wat andere invloeden, gaande van discobeats tot progressieve ritmes en melodielijnen tot folkwijsjes en bijna klassieke arrangementen. Maar wat het album vooral kenmerkt, is het grote belang dat gehecht wordt aan melodie en variatie, iets wat we ook horen bij landgenoten Jaga Jazzist.
Openingsnummer “Face The Fax” biedt meteen een goede staalkaart van wat The Samuel Jackson Five zo allemaal uitsteekt op muzikaal vlak. De song valt meteen met de deur in huis met een venijnig rockende riff die niet zou misstaan op een nummer van Franz Ferdinand, maar in tegenstelling tot voornoemde band evolueert het nummer constant door aan een hoog tempo zonder ooit de kans te krijgen om te gaan vervelen. Ook “Eye Eat Lotus” raast voort aan een behoorlijk tempo, iets wat de band ook duidelijk distantieert van andere postrockgroepen. Want kan u zich al inbeelden dat Mono een snel en catchy indierocknummer schrijft?
Toch loopt alles niet altijd van een leien dakje. Soms voelen de overgangen net iets te geforceerd aan en lijkt het alsof The Samuel Jackson Five nog wat zit te sleutelen aan zijn geluid. Meestal zijn de afzonderlijke stukken sterk genoeg om de wat minder geslaagde overgangen te doen vergeten, zoals in het al vernoemde “Eye Eat Lotus”, maar in “Hey Now, Who Really Cares” wil het maar niet lukken. Er worden allerlei technieken aangewend om een aantal minder sterke melodieën te maskeren, maar zonder veel succes. De song transformeert ook regelmatig maar het voelt zelden echt goed aan, en al bij al weet de track absoluut niet het niveau te halen van andere nummers op de plaat. Zelfs een delaypedaal, zowat dé heilige graal van de postrock, kan dan de brokken niet meer lijmen.
Gelukkig zijn er hoogtepunten genoeg op de rest van het album. Zo bijvoorbeeld “So Many Cowboys, So Few Indians” dat aantoont hoe uitgemolken indieritmes toch boeiend kunnen aangewend worden in een nieuwe context waar zelfs duistere, aan Earth gerelateerde doommelodieën een rol spelen. Ook afsluiter “How To Evade Your Obsessive Shadow” scheert hoge toppen. Het is de langste track op het album maar gaat op geen enkel moment vervelen met zijn ogenschijnlijk vreemde mengelmoes van pseudotribale melodielijnen, een pulserende ritmesectie, heldere glockenspielriedels en het betere vioolgeweld. Het toont ook aan dat een opbouw naar een climax niet enkel hoeft te bestaan uit een thema dat steeds luider en intenser wordt, maar dat door variatie in melodieën de muziek een veel langere houdbaarheidsdatum kan hebben.
Eigenlijk is Goodbye Melody Mountain een bijzonder ongelukkig gekozen titel voor een album dat barst van de sterke melodielijnen die op een boeiende manier aan elkaar gekoppeld worden tot intelligente songs. Bovendien toont Goodbye Melody Mountain hoe postrock toch nog interessant kan blijven, zolang er maar geprobeerd wordt om de stijlkenmerken te gebruiken als uitvalsbasis en niet als blauwdruk voor het geheel.