![](https://www.enola.be/wp-content/uploads/2008/10/diggvinyan1.jpg)
![](https://www.enola.be/wp-content/uploads/2008/10/diggvinyan2.jpg)
![](https://www.enola.be/wp-content/uploads/2008/10/diggvinyan3.jpg)
![](https://www.enola.be/wp-content/uploads/2008/10/diggvinyan4.jpg)
‘Vinyan’ van Fabrice Du Welz is de tweede Belgische film in de
competitie van het Filmfestival van Gent 2008 die over hetzelfde
thema handelt: de verdwijning van een kind en hoe ouders hiermee
omgaan. Hoewel beide regisseurs schuld pleiten aan een voorkeur van
stijl boven inhoud, kon het contrast met de aanpak van Fien Troch
in ‘Unspoken’ niet groter zijn: terwijl zij ware emoties tracht te
puren uit extreme close-ups van haar gebroken personages in een
arty-fartyfilmstijl waar we nerveus van op ons zitje gingen
schuifelen, gaat Fabrice du Welz eerder de spirituele, symbolische
toer op met zijn bombastische, met de natuur vervlochten
nachtmerrie. Hoewel zijn aanpak ons duidelijk meer aansprak,
origineler en uitdagender was en ons zelfs bij momenten op het
uiterste puntje (het bewonderpuntje) van onze stoel deed zitten,
bleek hij in the end evenmin bevredigend te zijn.
De film begint op zijn climax. De begingeneriek in gigantisch
grote dreigende letters zijn de mooiste, meest bezwerende in
tijden: dansende luchtbellen onder water die langzaam scherp
gesteld worden staan symbool voor de tsunami die in 2005 in
Thailand grondig huishield. Jeanne (Emmanuelle Béart) en Paul
(Rufus Sewell) verloren hun zoontje in de chaos, maar het lijk werd
nooit teruggevonden. Zes maanden later zitten ze nog steeds in
Thailand, met een verdriet dat ze nog niet hebben durven uiten en
een vlammetje hoop dat nog niet is gedoofd. Vooral Jeanne is ervan
overtuigd dat haar zoontje nog leeft. Wanneer ze hem gezien denkt
te hebben op videobeelden van een dorp in Birma, is ze vastberaden
dat hij ontvoerd is. Samen met haar man huurt ze enkele mannen in
om haar zoontje terug te halen. Een reis die de twee meeneemt naar
de donkerste uithoeken van het mysterieuze Thaise natuurlandschap
en de grenzen van hun meest duistere gedachten.
Dat Fabrice Du Welz rare kronkels onder zijn kruin heeft lopen,
wisten we al van bij zijn eersteling, de culthit ‘Calvaire’: een
film die je met een knoert van een ‘what the fuck’ achterliet. Ook
‘Vinyan’ is van het soort waarbij je aanvankelijk geen idee hebt
wat je ermee moet aanvangen. Is het een vogel? Is het een
vliegtuig? Als de geesten uit de titel die ontsnappen als lichtjes
in de hemel, is het als kijker niet mogelijk om de ziel van de film
te pakken te krijgen. Dat we het allemaal niet te letterlijk moeten
nemen, is al snel duidelijk, maar wat er dan wél achter zit, daar
hebben we het raden naar.
Voor zijn tweede film legt Du Welz trouwens meteen de lat veel
hoger: twee bekende koppen in de hoofdrol en een locatie om u tegen
te zeggen: hij trok naar Thailand. Voor het horroraccent in zijn
film bleek dat de ideale locatie: grillige, overweldigende natuur,
een apocalyptisch druilorenweer (die eeuwige stortbuien!) en een
plaatselijke bevolking die met wat schmink op het gezicht werkelijk
om schrik van te krijgen is. Nee, de luchtbellen waren niet het
enige waarvan we op visueel vlak onder de indruk waren: de scène
waarin Paul Jeanne achtervolgt in de nachtclub is door de gejaagde
camerabeelden en de benauwende klankband enorm claustrofobisch, het
tuimelend beeld over de tempelruïne van bewonderenswaardige aard.
Het camerawerk van Benoît Debie (van onder andere ‘Irréversible’)
is weer van een aartslelijke schoonheid. Op dat vlak is ‘Vinyan’
echt een film die je in de cinema moet zien (al zou je dat van elke
film moeten kunnen zeggen natuurlijk): niet alleen de beelden
slokken je op in het vreemde universum, ook de geluidsband komt
akeliger straf tot zijn recht en kaatst gorgelend onze oren binnen.
Het is alsof we soms zelf verzopen in de zeiknatte mangroven beland
zijn. En moet ik u nog vertellen dat Emmanuelle Béart zowat de
meest dankbare actrice is voor een film als deze? Het kind heeft
naar sensuele naam niet gestolen. Met haar grote ogen en
gelaatstrekken wint ze niet alleen zo de ‘The Corpse Bride’
lookalikewedstrijd, ze straalt een duister mysterie uit, als een
soort godin van de onderwereld. Niets waar de goede
acteerprestaties van Rufus Sewell wat aan kunnen toevoegen.
Achter zijn groost opgezette gordijn van door modderpoelen
rennende, springende en duikende ouders kan Du Welz echter één ding
niet verstoppen: veel heeft het eigenlijk niet te herbergen. De
kijker blijft uiteindelijk op zijn honger zitten, zijn maag grolt
als een leeuw. Samen met Emmanuelle en Rufus dwalen we rond in de
jungle van dode zielen en boze geesten van de tsunami, in een
doolhof van surreële gebeurtenissen en gedachten, om uiteindelijk
nergens aan te komen en weinig mee naar huis te nemen. Toch
verdient deze film een positieve eindnoot: laat Du Welz maar op
zijn gemak het horrorgenre heruitvinden en tot zijn eigen unieke en
bizarre speelterrein kneden. De beelden en het geluid zijn alvast
veelbelovend, met een goede scenarist onder de arm die de dode
momenten tot een minimum kan schrappen, zullen we zeker nog
fantastische dingen van hem te zien krijgen.