Exact drie jaar na Trampin’ komt Patti Smith nog eens uit haar luie zetel. Zestig jaar is ze ondertussen, en lid van de Rock ’n Roll Hall Of Fame. Tijd dus voor een coverplaat, die oh zo foute zet die al verschillende artiesten hun carrière kostte. We hopen dat het met Smith niet zover komt, maar een snel herstel met nieuw eigen werk dringt zich na het beluisteren van Twelve toch op.
In het boekje bij Twelve geeft Patti Smith tekst en uitleg bij elke cover op de plaat. Meestal komt dat neer op "we vonden het een leuk nummer" of "ik had altijd al een boon voor deze artiest". Niets dwingende noodzaak of diepere reden, of het zou al een "ik zocht een song met relevante politieke inhoud" moeten zijn. Vergeet dus maar dat er sprake zou zijn van enige samenhang: Twelve doet zijn naam eer aan en bevat niet meer dan twaalf los bij elkaar geharkte songs.
Het idee hoefde niet bij voorbaat afgeschoten te worden: Smith heeft in het verleden wel vaker haar tanden gezet in het werk van anderen, en dat was vaker een succes dan een teleurstelling. Zo zette ze op haar debuut "Gloria" van Them helemaal naar haar hand en coverde ze "My Generation" van The Who adequaat. Op de verzamelaar "Land" uit 2002 figureert een erg sterke versie van Princes "When Doves Cry". Zo goed als de voortekenen zaten, zo halfslachtig is Twelve.
Alsof Smith dat nog eens goed wil benadrukken, opent ze met haar slapste interpretaties. "Are You Experienced" (Jimi Hendrix) is een saaie opener die niets van het spannende origineel overhoudt, en het oorspronkelijk al onverdraaglijke "Everybody Wants To Rule The World" (Tears For Fears) wordt geen greintje beter. "Helpless" (Neil Young) en "Gimme Shelter" (Rolling Stones) krijgen dan weer een waardige maar té letterlijke benadering. En als de enige meerwaarde van dat laatste een Flea op bas blijkt te zijn, dan is dat toch iets te weinig.
Het is pas met "Changing Of The Guards" (Bob Dylan) dat Smith een eerste keer toeslaat. Ze ontdoet het origineel van zijn gladde arrangement en brengt het negen coupletten tellende nummer op een eenvoudige manier. "Ik wilde gewoon focussen op de tekst", licht ze haar beslissing toe. Ze heeft gelijk: deze versie is vlakaf beter dan wat Dylan er van bakte toen hij het nummer op Street Legal voor het eerst liet horen, dichtgeplamuurd met achtergrondzang.
Bij "Soul Kitchen" (The Doors) heeft Smith wél een bijzonder verhaal klaar. "In mijn droom fluisterde een engel me toe dat ik het nummer moest opnemen. Toen ik het de volgende ochtend uit de radio hoorde komen, leek het mij best om het dan maar op te nemen. Ja, ik ben een beetje bijgelovig." Maar ondanks claims dat ze zich min of meer zo voelde, is Smith geen Jim Morrisson en is enige vorm van dreiging of seks totaal afwezig. In haar handen wordt "Soul Kitchen" drammerig en lusteloos.
Toch zijn er nummers die Smith met haar typische gedragen, bijna reciterende stijl een heel eigen toon geeft. Haar bluegrasskijk op "Smells Like Teen Spirit" (Nirvana) is ronduit indrukwekkend. De opbouw met tokkelende banjo, donderende bas en viool is perfect, haar voordracht geladen. Op afsluiter "Pastime Paradise" (Stevie Wonder) doet ze dat nog eens over; ze geeft er een echte Patti Smith-draai aan. Ze kan het dus nog altijd, maar laat op Twelve te vaak steken vallen.
Twelve is niet Smiths eerste ontgoochelende plaat (Dream Of Life uit 1988 is ook niet echt een hoogvlieger), maar het is wel voor het eerst dat ze een totaal irrelevante plaat aflevert. Download "Changing Of The Guards", "Smells Like Teen Spirit" en "Pastime Paradise" en u hebt wat u hebben moet. Drie songs aan een oeuvre toevoegen en negen weinig indrukwekkende andere, waarvan sommige uit mededogen snel onder de mat geveegd dienen te worden: een mens moet geen boekhouder zijn om dat een negatieve balans te vinden.