De absurditeit wordt nu en dan ten top gedreven. Muziek verwoordt al te vaak dat wat niet gezegd kan worden, maar laat zich toch weer ketenen door woorden. En als het niet door songteksten is, dan wel door hen die over het onuitspreekbare willen spreken, tegen vrienden of in recensies.
Wat valt er dan ook te zeggen over louter instrumentale albums, als de artiest gelooft dat hier verder geen woorden aan vuil gemaakt kunnen of mogen worden, met welk dédain eigent de recensent zich dan het recht toe om toch een woordenbrij uit te braken die omvatten moet wat zich louter via gevoelsmatige klanken kan uiten? Kortom: waarom moet u zoveeleisend zijn en waarom doet Ratatat zo moeilijk?
Het New Yorkse duo Ratatat zweert immers al twee albums lang bij louter instrumentale songs die een mix in zich dragen van funk, rock, pop en zowat elke andere muziekstijl die in de jaren zeventig wel eens de revue gepasseerd is. Op het gelijknamige debuut was de mix misschien niet altijd even goed afgewogen maar dat weerhield het publiek er niet van om de groep in de collectieve armen te sluiten. De opvolger Classics dopen, kan dan ook getuigen van een verregaande arrogantie of van een gezonde dosis zelfrelativering. De kitscherige seventiescover en lay-out laten het tweede vermoeden.
Het hele artwork van Classics ademt een tijdsgeest uit die al lang vergeten hoorde te zijn en die hoogstens via bekraste en stoffige platen, nu en dan geplukt uit de bakken van kringloopcentra, een kortstondige tweede adem behoorde te krijgen. Evan "E*Vax" Mast en Mike Stroud hebben er evenwel de namen en het hart voor om aan te tonen dat niet alles onnodig stof hoeft te verzamelen, elk decennium heeft zijn waarde.
Het loopse "Montana"brengt Hawaiiaanse sferen de huiskamer binnen en vervolgt vluchtig zijn weg. Een goedgeluimd niemendalletje of een uitgekiende song? Nog voor een antwoord valt, heeft electrorocker "Lex" zich al aangediend, een pulserend ritme stuwt ene gewillige rockende gitaar verder richting dansvloer. Daar neemt het lichtere "Gettysburg" de luisteraar bij de hand voor een psychedelisch progrockuitstapje dat netjes binnen de lijnen van de popsong kleurt. Met "Wildcat" wordt het zelfs nog poppier, met als kers op de taart een gegromde "Rrauw".
De afterparty volgt in het opnieuw licht psychedelische "Tropicana" dat weifelt tussen puur laidback chillen of toch nog enkele heupbewegingen forceren. De spacy electrorock in "Loud Pipes" (Air met rockgitaren) laat er minder twijfel over bestaan: hier mag goedkeurend meegeknikt worden. Het privé-feestje van "Kennedy" nodigt het aanwezige volk daarna opnieuw uit tot enkele voorzichtige danspassen; de drankjes mogen in de hand gehouden worden, want de wilde orgieën zijn voor later.
Tijdens "Swisha" wordt — zonder druk van buitenaf — geëxperimenteerd met enkele psychedelische middelen, iedereen verdwaalt in zijn eigen wereld, gevuld met roze wolkjes en stralende regenbogen. "Nostrand" begeleidt de reizigers hierna zacht terug naar deze realiteit. "Tacobel Canon" brengt tenslotte een laatste groet, de kralen en olifantenpijpen worden opgeborgen, het haar gewassen en geknipt: een tijdsprong van dertig jaar wordt overbrugd in een kleine tweeënveertig minuten.
Ratatat brengt net zoals Air hommage aan de jaren zeventig. Maar waar Air zich veel meer verliest in de dromerige, psychedelische zijde, weet Ratatat de gitaren prominent genoeg te houden om niet als een kloon van te klinken. Classics is een instrumentale trip doorheen de psychedelische jaren zeventig geworden, nu eens swingend en funky dan weer laidback en loungy, maar altijd boeiend. Hier moeten geen woorden aan vuilgemaakt worden, hoogstens een welgemeend gegromde "Rrauw".