
Bij enola Music waren we het over eens dat 2004 een erg goed jaar
was, een pak beter dan 2003. Toch lukte het ons, zonder al te veel
verscheurende keuzes te moeten maken, een lijstje op te stellen met
onze persoonlijke toptien van het afgelopen jaar. Dit jaar ziet het
er weer heel anders uit. We zijn nog niet halfweg, maar als onze
vrienden popmuzikanten zo voortdoen, dan komen er eind december nog
testmatchen aan te pas om uit te maken wie nu de beste plaat van
2005 heeft gemaakt. Een paar grote namen gingen weliswaar (min of
meer) de mist in, het lijstje artiesten dat dit jaar lieten horen
dat ze (voorlopig) op het toppunt van hun kunnen zitten is echter
nóg langer. The Mars Volta,
Eels, Springsteen en Bright Eyes zijn enkele namen die ons zo
te binnen schieten, maar ik ben ervan overtuigd dat u fluks
evenveel andere artiesten kan toevoegen aan dit rijtje. Bovendien
is het ook nog wachten op wat het gaat worden met de nieuwe, nog te
verschijnen platen van Sigur Ros, Grandaddy en – dichter bij huis –
dEUS en Millionaire.
Eén ding staat echter als een paal boven water: dé te kloppen plaat
van 2005 zal ‘X & Y’ van Coldplay zijn. Ongetwijfeld zullen er
nog dingen verschijnen (of al verschenen zijn) die intrinsiek even
goed of beter zijn, we vrezen echter dat het een strijd met
ongelijke wapens zal worden. Bij Coldplay draait het immers niet
alleen meer om de songs, afgaande op de impact van voorganger
A Rush of Blood to the Head blijkt
dat Coldplay niet zozeer een goeie maar vooral een belangrijke
groep is…
Om met de deur in huis te vallen: ‘X & Y’ is geen
hartverscheurend meesterwerk geworden, wel een zonder meer
geweldige, bij vlagen zelfs overrompelende plaat. ‘X & Y’ is de
best mogelijke plaat die Coldplay op dit moment kon maken, zowel
voor de fans als voor zichzelf. De vier weerstonden de druk van
fans en platenfirma en leverden niet gauw-gauw een ‘A Rush of Blood
to the Head, part Two’ af., maar evenmin een Coldplay-antwoord op
‘Achtung Baby’ of ‘OK Computer’, mijlpalen uit de carrière van
bands waarmee de groep zich wil meten. Chris Martin en de zijnen
weten immers als geen ander dat zij vooral uitblinken in het
componeren van klassieke, grootse, gelaagde, melodieuze songs
(larger than life maar zonder te veel bombast), voor en door
mensen met een hoog E.Q.. Ze doen daarmee niks baanbrekends of
revolutionairs, integendeel, en maken er zelf dan ook geen geheim
van waar zij de mosterd vandaan halen.
Coldplay put uit een lange, rijke traditie, en in plaats van de
popmuziek helemaal opnieuw uit te vinden, wil het kwartet die
traditie alleen maar perfectioneren en aanvullen met hemelse
popsongs. Coldplay wil met andere woorden de kers zijn op een zo al
overheerlijke taart. Ook op ‘X & Y’ kan je bezwaarlijk om de
invloed heen van de bands die Martin, Buckland, Berryman en
Champion ooit inspireerden om zelf met muziek te beginnen. Toch
kopieert of plagieert de groep haar grote voorbeelden nergens. Ze
heeft zich de muzikale talen van bands als U2, Radiohead, het
schandalig onderschatte The House of Love, Echo and the Bunnymen en
de rest van de Britpop-cataloog eigen gemaakt en verder uitgediept.
Waar dit voor vele andere groepen een eindpunt zou zijn, is dit
voor Coldplay eerder het begin van de zoektocht naar een eigen
gelaat en geluid.
‘X & Y’ zal de luisteraar zeker geen cultuurschok bezorgen, het
laatste wat de groep beoogde was een radicale stijlbreuk met
‘Parachutes’ en ‘A Rush of Blood to the Head’. Het gevaar was groot
dat de groep zou bezwijken onder de druk en zotte dingen zou gaan
doen, maar ze hebben het hoofd koel gehouden. Geen spectaculaire
ingrepen, koerswijzigingen of experimenten dus, wat al bestond
moest (en kon in veel gevallen) nóg beter. Waar we ons niet aan
willen wagen, zijn overhaaste vergelijkingen met haar voorgangers,
die hebben ook eerst een tijdje moeten rijpen. Wel is het zo dat ‘X
& Y’ met de andere twee gemeen heeft dat pakweg de helft van de
songs van bij de eerste beluistering weet te overtuigen en te
overdonderen, terwijl de andere songs pas na vijf of zes
draaibeurten hun geheimen beginnen prijs te geven.
Na een eerste kennismaking waren we dan ook nog niet voor alle
tracks gewonnen. De majestueuze opener ‘Square One’ ging er meteen
in als koek, net als ‘What If’ (begint als een mijmerende
pianoballad, maar bloeit dan open met een ongelooflijk mooi
refrein), ‘White Shadows’ (knap opgebouwde popsong, die de U2 uit
de jaren ’80 koppelt aan The House of Love’), ‘Fix You’ (zeer
schoon en ingehouden, tot gitarist Buckland de song opentrekt en
zich een mooie samenzang ontvouwt), ‘Talk’ (als we niet beter
wisten, zouden we nog durven denken dat Simple Minds-gitarist
Charlie Burchill even was binnengewipt) en supersingle ‘Speed of
Sound’. De andere songs vroegen iets meer geduld, maar na enkele
draaibeurten mochten ook het titelnummer (een kathedraal van een
song met – alwéér – zo’n fantastisch refrein), ‘A Message’ (had
perfect op de tweede plaat gepast), ‘Low’ (live ongetwijfeld een
hoogtepunt), ‘Twisted Logic’ (de officiële afsluiter, waarin de
groep nog eens al haar troeven uitspeelt) en ‘Swallowed in the Sea’
zich tot onze vrienden rekenen.
De enige song die ons tot nog toe niet geheel weet te overtuigen is
‘The Hardest Part’. Niet dat het een slecht nummer is, verre van,
het lijkt alleen niet echt te passen bij de rest van het album.
Maar gelukkig kan de groep nog haar joker inzetten: ‘Til Kingdom
Come’, de zogenoemde bonus track, die net als ‘Swallowed in the
Sea’ verraadt dat Coldplay ook wel eens een recentere plaat van
Echo and the Bunnymen ter hand durft nemen.
Coldplay lost met deze plaat alle verwachtingen in. De fans zullen
er meer dan ooit van overtuigd zijn dat ‘hún’ groep de Allerbeste
Band Aller Tijden is, diegenen die Coldplay maar een bende
bedplassers vinden, zullen zich echter evenzeer gesterkt voelen in
hun gelijk. Een deel van de pers zal alleen lovende woorden over
hebben voor ‘X & Y’, maar onder het motto ‘iets dat goed
verkoopt kà n gewoon niet goed zijn’ zal ook het legertje
criticasters in aantal toenemen. De (pseudo-)alternativo’s aller
landen tot slot zullen Coldplay met plezier op hun zwarte lijst met
foute groepen bijschrijven. Ach, het overkwam de
allergrootsten…
Maar hoe harder de tegenstanders ook mogen roepen dat ‘X & Y’
suckt, de fans zullen er alleen maar fanatieker op worden (hou maar
in het oog: concerttickets zullen weer op enkele uren of zelfs
minuten tijd uitverkocht zijn), de twaalf (+ één) liedjes zullen
hoe dan ook het komende anderhalf jaar niet uit de ether weg te
branden zijn.
Het zal weer prijzen en gouden platen regenen en meer dan ooit
zullen Martin en zijn gade opgejaagd worden door paparazzi. Bij EMI
zal dat allicht het laatste zijn waar men van wakker ligt, want ‘X
& Y’ wordt ongetwijfeld een millionseller. . Dat wordt
misschien het voornaamste: de aandelen van EMI zullen nu opnieuw
kunnen stijgen, zodat er weer meer ademruimte komt om ook nieuwe
Coldplay-epigoontjes de kans te geven even aan de bak te komen en
hun moment de gloire te beleven, in afwachting van de vierde
plaat…