Wie aan Tsjechische auteurs denkt, haalt automatisch Franz Kafka voor de geest. Andere namen die zeker bij literatuurfans zullen weerklinken, zijn Kafka’s tijdgenoten Jaroslav Hašek (De lotgevallen van de brave soldaat Svjek) en Karel Čapek (Krakatiet, Oorlog met de salamanders), Milan Kundera (De ondraaglijke lichtheid van het bestaan) en Bohumil Hrabal. Aan dat rijtje mag Ota Pavel toegevoegd worden, die dankzij Koppernik voorzichtig herontdekt wordt.
Pavel is een gekende auteur binnen Tsjechië maar grotendeels onbekend daarbuiten, en dat is zonde. Hij werd in 1930 als Otto Popper geboren in Praag uit een Joodse vader en katholieke moeder. Zijn vader en twee oudere broers zouden in 1943 naar een concentratiekamp gestuurd worden (en het overleven). In 1949 besloot hij op aanraden van een vriend schrijver te worden en startte hij als sportjournalist bij de Tsjechische radio. In 1956 wijzigde hij zijn naam naar Ota Pavel en stapte hij over naar de geschreven pers, tot hij in 1964 een mentale inzinking kreeg terwijl hij de Olympische spelen versloeg. Twee jaar later werd hij gediagnosticeerd met een bipolaire stoornis en moest hij zijn job als journalist opgeven.
Hij bleef echter schrijven en startte zo zijn literaire carrière op. Aanvankelijk waren zijn boeken nog sterk sportgerelateerd, maar begin jaren zeventig schreef hij ook enkele (auto)biografische werken waaronder het in 2023 voor het eerst door Edgar De Bruin in het Nederlands vertaalde Hoe ik de vissen ontmoette. Het werk verscheen in 1974, een jaar na de plotse dood van Pavel, en is een van de vele werken die postuum gepubliceerd werden. Het boek, dat vol staat van mijmeringen en herinneringen aan zijn jeugd, vormt samen met Het einde van de mooie reebokken (1971) een terugblik op de schelmenstreken die zijn vader leverde. Een eerste vertaling van dit laatste werk, door Hans Krijt, verscheen in 1976 onder de titel Karpers voor de Wehrmacht, maar zou niet leiden tot meer vertalingen. Pas in 2023 nam Koppernik opnieuw de handschoen op en herintroduceerde ze Pavel bij het Nederlandstalig publiek.
Pavels schrijfstijl verraadt zijn journalistieke achtergrond en is gespeend van literaire hoogstandjes of doorwrochte constructies. Die ‘eenvoudige’ stijl past echter wonderwel bij de kleine tranches de vie (negen in totaal) die hij hier voorschotelt en waarbij zijn vader en diens streken centraal staan. Leo Popper is een dromer en moderne Sancho Panza annex Tijl Uilenspiegel die naïviteit koppelt aan sluwheid en ondanks alles vaak de laatste lach heeft. Dit komt misschien wel het mooiste tot uiting in het vierde verhaal, “Karpers voor de Wehrmacht”, waar vader Popper zich aan het begin van de bezetting genoodzaakt ziet zijn twee visvijvers met karpers in Buštěhrad af te staan. Hoewel doorheen het verhaal het gezin vooral te maken krijgt met pesterijen van zowel SS’ers als Gestapo, triomferen zij zonder dat anderen het doorhebben.
Karpers vormen wel vaker een thema in de verhalen, zoals ook in “De duurste vis van Midden-Europa”, waar vader Popper zich aanvankelijk in de zak laat zetten maar op het einde toch weer als overwinnaar naar voren komt. Beide verhalen zijn tekenend voor de liefde waarmee Pavel zijn vader portretteert in al zijn excentriciteit. Als handelsreiziger voor de Zweedse firma Electrolux kent hij zijn gelijke niet en weet hij de grootste rijkdom te verwerven om die – zo blijkt – al even snel weer te verkwanselen aan het volgende grootse idee. En ondanks de trouw aan zijn echtgenote is hij ook een vrouwengek, getuige “In dienst van Zweden”, waarin hij zijn hoofd op hol laat slaan door de knappe vrouw van zijn chef en en passant vriendschap sluit met een teruggetrokken maar ook bekende schilder.
Die vriendschappen met excentrieke figuren vormen een rode draad doorheen de verhalen, vaker nog omdat die Leo Popper ervan weten te overtuigen mee te stappen in een onmogelijk avontuur dat hen schatten geld zou opbrengen. Naast “Het insectenprobleem opgelost” vormt “De konijnen met wijze ogen” daar het mooiste voorbeeld van, al ligt “Niks geen varken!” ook in dat verlengde. De liefde voor dieren, maar ook zijn geluk en ongeluk ermee, vormen dan ook een ander kenmerkend gegeven in Poppers bestaan. Naast de karpers, die ook hun opwachting maken in “Over hoe we de strijd aangingen met de familie Vlk”, speelt de reebok een belangrijke rol in de vrijetijdsbeleving van vader Popper, die niets liever doet dan vissen en jagen. In het titelverhaal “Het einde van de mooie reebokken” zet hij samen met zijn beste vriend Karel Prošek de Duitsers opnieuw een hak door onder hun neus een reebok te vangen.
Het einde van de mooie reebokken vormt samen met Hoe ik de vissen ontmoette een warme en bijwijlen ook humoristische terugblik op Pavels jeugd waarbij zowel hijzelf als zijn vader centraal staan. Deze editie is een welkome, nieuwe vertaling door De Bruin (de eerdere vertaling van Hans Krijt is niet meer te verkrijgen), die bovendien een extra verhaal toevoegt, “De wedloop door Praag”, dat perfect aansluit bij de andere verhalen in de manier waarop het van alle franjes ontdaan is en met een liefdevol penseel vader Popper schetst. Die is in de ogen van zijn zoon een gewiekste handelsreiziger maar ook een dromer en schelm die ondanks alles nooit zijn optimisme verliest, en vaker eerder onbewust dan gepland er geregeld in slaagt de machthebbers een hak te zetten.
De enige kanttekening bij deze nieuwe vertaling is het feit dat Pavel het boek aan zijn moeder opdraagt, en dat is hier niet mee opgenomen. Want ook al staat zijn vader centraal, zonder zijn vrouw had hij zijn dromen nooit kunnen verwezenlijken. Qua eerbetonen aan vaders en moeders (en echtgenoten en echtelieden) zijn er immers weinig romans die in hun kleine verhalen zo groots zijn.
Het eerste verhaal, “De duurste vis van Midden-Europa”, is integraal te lezen op de site van Koppernik en geeft een goed beeld van Pavels stijl: https://www.koppernik.nl/p/hoe-een-reebok-ons-leven-redde/