"Voor mij is rock een soort plicht", zegt Patti Smith, "en zo voel ik me nu, alsof ik terug opgeroepen ben." Smith is er nooit eentje geweest om zich op de politieke vlakte te houden en sinds de komst van junior Bush is dat er niet op verbeterd. Met Trampin’ maakte ze haar meest politieke plaat tot nu toe. En dat wil iets zeggen.
Patti Smith is boos. Boos op haar president, boos op haar landgenoten die hem blindelings volgden, boos op de pers die hem niet tegensprak. En dus maakte ze na drie jaar stilte een nieuwe plaat die meteen de beste is sinds ze in 1996 een glorieuze comeback maakte. Je hebt van die mensen die mooi zijn als ze kwaad zijn, Smith maakt er betere muziek door.
Alsof er geen vuiltje aan de lucht is, begint opener "Jubilee" "oh glad day to celebrate ’neat the cloudless sky", maar al gauw komt Smith op de proppen met de vraag waar het haar allemaal om te doen is: "oh my land/what be troubling you?" Ze heeft een appeltje te schillen met haar landgenoten en ze gaat niet te hard om de pot draaien.
Muzikaal tapt Smith uit dezelfde vaatjes als de voorbije drie decennia, maar ze heeft er duidelijk één van een goed jaar aangesloten. "My Blakean Year" is militant en bezwerend, "Trespasses" en "Cartweels" zijn typische gedragen Smith-ballads. In "Ghandi" horen we dan weer de Patti Smith van dingen als "Memento Mori": een lange improvisatie met haar band waarin ze de oude vredesduif oproept om uit zijn slaap te ontwaken. Ze schuwt ook de meer gevoelig liggende politiek niet met "Peaceable Kingdom", een eerbetoon aan een Amerikaanse vredesactiviste die door Israëlische soldaten werd vermoord toen ze een Palestijns dorp wilde beschermen.
Voor Trampin’ kreeg Smith voor het eerst de kans om — samen met haar groep — zelf de productie in handen te nemen. Het was een goeie beslissing: geholpen door twee engineers verkregen Smith en band een klank die het Patti Smith-geluid ideaal op tape vastlegt. "Ik wilde the real thing", liet ze weten en dat lukte haar ook: Trampin’ kent geen overdubbing, geen effecten; op tape werd het pure live-geluid gevat.
Volledig live opgenomen zijn de lange jam "Ghandi" en de oude traditional "Trampin’" waarin haar zestienjarige dochter Jesse de toetsen beroert. Het werkt vooral in dat laatste nummer dat de plaat perfect afsluit. Na de lange jam "Radio Baghdad" is het nog even een rustpunt. Niet meer dan piano en stem en dat refrein "trampin’/trying to make heaven my home",
"Radio Baghdad" zelf is het lichtjes geweldig hoogtepunt van de plaat. Smith maakte in het verleden wel meer van dit geïmproviseerde jamstukken, maar geen daarvan kon zo erg beklijven. Dit is de eerste keer dat ze terug de intensiteit benadert van "Land", het briljante middelpunt van haar debuut Horses. Ze eert er één van dé steden die de bakermat van de beschaving waren en haalt de Amerikaanse invasie genadeloos over de hekel: "Shock and awe/ Shock and awe/Like some, some/Imagined warrior production/No chivalry involved/No Bushido". Opzwepend en kwaad is "Radio Baghdad" van het beste dat Smith ooit maakte.
Het niveau van Horses gaat Smith nooit meer bereiken. Daarvoor is ze te oud en mild geworden en kennen we haar al te goed, is de verrassing weg. Wat ze sinds haar comeback — alweer vier platen ondertussen – aflevert is niettemin van een erg constant en hoog niveau. Met Trampin’ legt ze de lat voor toekomstige releases nog iets hoger. Je zou bijna hopen dat George Dubya herverkozen wordt, dat ze zich nĂłg eens goed kwaad kan maken.