Ik steek mijn lucky sigaret op. U weet wel: die eerste willekeurige sigaret van het pakje die je omdraait en bewaart voor het laatst. Voor het geluk.
Ik ga bij het raam staan. We fluisteren, want in bed ligt iemand te slapen. Enkel het geratel op een toetsenbord breekt de gewijde stilte geworden muziek. Het is mijn favoriet nummer van het moment van mijn favoriete band van het moment. Pas na twee-en-een halve minuut valt een ijle stem in die zich een weg kronkelt door het dromerige landschap. Tot de drummer plots besluit dat als de zanger er niet aan wil, hij wel voor een refrein zorgt. Discreet worden de cimbalen achter de zang getest. Het bevalt: geen kwaad achteromkijkende zanger en hij probeert het wat luider. (Bamm bamm bamm). De zanger wordt wakker en gaat een paar streepjes luider zingen. Drummer gaat enthousiast mee. (Bamm Bamm Bamm). Alle cimbalen worden nu voluit benut. Stilte. Zanger en drummer kijken elkaar geschrokken aan: "Deden wij dat?" En dan: opnieuw. Nu helemaal voluit. De zanger in een lange wilde uithaal, de drummer voluit meppend op zijn cimbalen. Om dan plotseling op te houden. Nog wat nagenietend beroert de drummer de cimbalen nog even met een fluwelen toets. De muziek sterft weg. Ik doof mijn sigaret. Ik heb me nog nooit zo lucky gevoeld.
Zo gaat het er zeventig minuten en tien nummers lang aan toe. Of het nu de onderwatersfeer van "Sfein-G-Englar" is, het schaamteloos romantische pianootje van "Staralfur" of de cimbalenuitbarsting van "Ny Batteri": Sigur Ros is zuiver emotie. Teksten en titels zijn even onbelangrijk als onverstaanbaar. Zang is een instrument als een ander, vertelt geen eigen verhaal. Voor wie Mogwai’s Young Team soms al te pathetisch vond klinken, zal Sigur Ros puur suikergebak lijken. Wij echter gaan gewoon naar de tandarts als we gaatjes hebben, want net als snoep is Ágaetis Byrjun zwaar verslavend.