Een biografische prent over het leven van Maria Callas is normaal gezien niet noodzakelijk iets om wild enthousiast over te worden. Een zoveelste biopic met een opsomming van dramatische feitjes, aangedikt met wat muziek, is niet meteen iets waar we op zitten te wachten. Dat verandert wanneer de regie in handen valt van Pablo Larraín die al Jackie afleverde en vooral het ijzersterke Spencer met Kristen Stewart in de hoofdrol. Maria is de voltooiing van dit drieluik over beroemde en invloedrijke vrouwen.
Angelina Jolie mag na Stewart en Natalie Portman ditmaal de honneurs waarnemen als hoofdrolspeelster. Ze kruipt in de huid van de Griekse opera-diva Maria Anna Sofia Cecilia Kalogeropoulos, wereldberoemd als Maria Callas. Een vrouw met een bewogen levensloop die ook publiekelijk bekend was, maar die tijdens haar gloriejaren eveneens zowat op haar eentje hét publieke gezicht vormde van de operawereld. Zoals in de vorige twee portretten is Larraín gelukkig niet geïnteresseerd in de klassieke dramatiek hieraan verbonden, wel in persoonlijke worsteling, twijfels, het creatieproces van kunst en van een imago, en het combineren van openbare en privé persona’s.
Om die thema’s uit te diepen maakt de film niet gebruik van lineaire dramaturgie, wel van vrije associaties en zelfs een film-in-de-film-structuur. De enige raamvertelling is dat Callas kort voor haar dood zich in haar appartement in Parijs bevindt met haar huishoudster en butler (geweldige rol van Pierfrancesco Favino) die proberen haar overmatig gebruik van kalmeermiddelen een beetje binnen de perken te houden. De rest van de plot snijdt heen en weer naar willekeurige periodes uit het leven van de diva, terwijl er bewust een heel vage scheidingslijn is tussen waan en realiteit – op een bepaald moment fungeren de voorbijgangers in de stad zelfs als een koorzang. Angelina Jolie zet voor dit alles de beste vertolking uit haar carrière neer – en het mooiste werk dat ze liet zien sinds haar rol in Clint Eastwoods Changeling – in een film die ook de elementen uit het volledige drieluik bij elkaar brengt. Jackie Kennedy-Onassis en Callas zijn uiteraard sterk met elkaar verbonden (de voormalige presidentsvrouw blijft buiten beeld maar JFK wordt wel gespeeld door dezelfde acteur) maar de zangeres vertolkt ook een aria uit de opera Anna Bolena, een figuur die prominent aanwezig was in Spencer. Allemaal zijn het verhalen over vrouwen die op één of andere manier gevangen zaten en Maria is een perfecte afronding van dit experiment met drie actrices.
Drie actrices, maar opvallend genoeg ook drie verschillende fotografieleiders, wat aan de aparte afleveringen ook elk een totaal eigen dynamiek en esthetiek schenkt. Zo was Spencer een film met Steadicam-bewegingen die doorheen de zalen en gangen van een landgoed gleden, terwijl Maria meer gefragmenteerd is en werkt met opvallende singuliere beelden die lang aangehouden worden. Ed Lachman is de DP van dienst en hij tekent voor een uiterst zachte cinematografie die schakelt tussen verschillende soorten pellicule (8, 16 en 35 mm Kodak Vision varianten) om tijdsbeeld en periode op treffende wijze te evoceren.