In de Verenigde Staten bracht de heel late sequel Beetlejuice Beetlejuice (het origineel dateert uit 1988) meer dan 110 miljoen dollar op tijdens het eerste weekend, een cijfer dat meestal voorbehouden is voor Marvel films in hun voorbije beste dagen of voor Tom Cruise in Top Gun: Maverick. In winkels zoals Hot Topic worden al jarenlang nog steeds volop Beetlejuice-producten verkocht en tijdens de Halloween-festiviteiten zijn personages uit de film een klassieker in de VS. In Europa is dat echt wel anders. De Tim Burton film uit de late jaren tachtig is hier een beetje een cultfavoriet, maar ook niet meer dan dat (en was trouwens een veel minder groot succes dan aan de andere kant van de oceaan) en het vervolg zal het vooral moeten hebben van het feit dat de aanwezigheid van Jenny Ortega best wel wat jong publiek naar de zalen kan lokken, ook al hebben die de eerste film dan wellicht nooit gezien.
Naast al die mercantiele bespiegelingen is de grote vraag natuurlijk vooral of Burton, een regisseur die ooit de combinatie kritisch en publiek succes verzekerde dankzij een eigenzinnige visie in titels als Batman, Batman Returns of Edward Scissorhands, eindelijk nog eens een film kan afleveren die het niveau benadert van zijn vroege werk. Alice in Wonderland of Dumbo zijn misschien niet totaal verwaarloosbaar, maar ze doorstaan niet meteen de vergelijking met Mars Attacks! of Sweeney Todd: The Demon Barber of Fleet Street.
Het korte Antwoord op die vraag is ‘ja.’ Beetlejuice Beetlejuice start weliswaar zwakjes als een soort ‘Burton greatest hits’ show die al te veel teert op knipogen naar zowat elke film uit ’s mans oeuvre en waarin aanvankelijk ook al te snel de nostalgische kaart getrokken wordt (tot en met het gebruik van hetzelfde nu wat verouderde beeldformaat als in 1988). Eenmaal dat obligate nummertje achter de rug is, begint de film dan toch tot leven te komen. Het script over de dochter (Ortega) van Lydia Deetz (nog steeds Winona Ryder) die ongeveer hetzelfde overkomt als haar moeder, is dan wel niet bijster sterk, de terugkeer van Michael ‘Beetlejuice’ Keaton is dat wel en zodra de prent echt uit de startblokken schiet, valt er eindelijk ook nog eens iets te rapen van de morbide visuele fantasie waar Burton vroeger zo goed in was. Er zijn zeker evenveel absurde ideeën die hun doel missen als er zijn die raak treffen, maar het lijkt er echt wel op dat de terugkeer naar een bekend universum uit lang vervlogen tijd toch eindelijk nog eens wat van de slapende creativiteit in Tim Burton heeft wakker gemaakt. Het is allemaal chaotisch, luidruchtig en ongedisciplineerd, maar het moet gezegd dat er af en toe echt wel een paar geïnspireerde scènes te plukken vallen en dat is meer dan wat we konden zeggen van recent werk. Het tempo ligt hoog en de niet aflatende gekte slaagt er mede daarmee in om na een tijd ook aan te voelen als een soort demente kermisrit waaruit je dan toch wel een paar beelden bijblijven.
Dit is voor de filmmaker absoluut niet de terugkeer naar de grote vorm waar iedereen misschien stiekem op gehoopt had, maar het is wel ontegensprekelijk het beste wat hij in heel lange tijd heeft afgeleverd.