Eindelijk eierbal: na twee frustrerende, ontoereikende digitale edities, mogen we opnieuw door winters Groningen struinen, op zoek naar het hipste van het hipste, het nieuwste van het nieuwste, het opwindendste van de muzikale toekomst. Lukt dat een beetje, roestig als we zijn? Oh ja.
Woensdag 18 januari
Ha, Groningen: zijn stadsbalkon, zijn huurfietsen, zijn terugtraprem. En dat met onze verste logies in jaren en de stevigste zijwind ooit opgemeten (Ja.) Zeg niet dat wij niets over hebben voor uw leesplezier, maar uiteindelijk zijn we dus toch in het stadscentrum beland. Raken we daar nog weg, dat is maar de vraag.
20u. Stadsschouwburg. TIEN minuten. Zo lang zijn we bezig, en Florence Arman wil al aan de publieksparticipatie beginnen. Ten eerste: daarvoor zijn wij nog lang niet opgewarmd genoeg. Ten tweede: er mag ook wel iets tegenover staan. Een zangeres die niet aankondigt “bored” te zijn door haar trage nummers bijvoorbeeld – exact wat ze die eerste tien minuten gebracht heeft, nochtans. Niet dat ze dat echt slécht deed, al kan het vocale gefröbel dat ze uitstrooit over haar dagboekkrabbels niet verhullen dat dit vooral heel erg brave tienermeisjespop is. Soms is dat charmant, zoals in het aanstekelijk springerige “Friends” – over hoe ze onverwacht verliefd werd op een meisje – maar als ze wijsheden als “love is the fucking worst thing on the planet” gaat poneren om een suikerzoete ballad in te leiden, zijn we er wel weer klaar mee. “You call me dramatic”, klinkt het in “Stupid Heart”, maar geef toe, Flo, dat bén je toch ook gewoon een beetje?
20.45u. Vera. Aaaah, de Vera! Hart van het festival en mythische plek in de Nederlandse muziekgeschiedenis. Programmator-op-rust en aankondiger van dienst Peter Weening neemt ons als herinnering uitgebreid mee door deze geschiedenis met namen als Pig Bag, Morphine en George Clinton. Allemaal bands met een saxofoon, want – o, toeval! – naast Peter staat er ook een uit de kluiten gewassen baritonsax te blinken.
Het Britse duo O. kan met die sax, een drumkit en een karrenvracht plugins, pedalen en effecten flink uit de voeten, en perst daar een lekkere mix van jazz met dikke strepen dub en een flinke dosis drum-’n-bass (inclusief lekker wapperende woomp woomp-bassen) mee uit. De sax haalt bij momenten flink uit, terwijl de drums lekker doorrammelen en je al eens op het verkeerde been durven zetten. De set duurt niet bijster lang, en het is duidelijk dat er nog wat aan het geluid moet worden geschaafd, maar het eerste vroege feestje in de Vera is meteen een feit. Iets zegt ons dat daar het volgende festivalseizoen ook een vroeg feestje in zit.
20.45u. Praedinius Gymnasium. “Hi, ik heet M.Byrd en ik speel vanavond op Eurosonic voor jullie”, introduceert Maximilian Bart zichzelf beleefd. Correcter was misschien geweest “en ik doe vanavond The War On Drugs na voor jullie”, want letterlijk alles wat dit Duitse jonkie brengt, klinkt als iets dat Adam Granduciel in zijn kast heeft laten liggen. De welgemikte “woohs” en de kabbelende roadtripsfeer heeft hij in “Flood” en “Over You / Over Me” alvast te pakken, maar het is allemaal zo opgepoetst, zo radiovriendelijk, dat je de songs alweer vergeten bent nog voor de set afgelopen is, hoe aangenaam ook. En dat is jammer, want als hij dan toch even loosgaat – naar zijn normen – op zijn gitaar, hoor je dat deze M.Byrd onmiskenbaar talent heeft. Wat minder epigonisme en wat meer durf, en dan wordt het misschien alsnog iets met dit braafste jongetje van de klas.
21.30u. Grand Theatre. Kort stukje meegepikt van Imen Siar, een Londense die zich nu al als diva gedraagt. Ze begint bijna tien minuten te laat, maar doet dat gelukkig wel met “Glitter And Gold”, de beste song die ze op dit moment in catalogus heeft. Hoorbaar doodzenuwachtig is ze, maar dat moet niet. Zelfs uitgekleed, enkel gebracht met een akoestische gitaar – toch jammer dat ze geen band meebracht – blijft de danskraker overeind. We pikken nog een tweede nummer mee, “Cosy”, en ook dat bevestigt wat we daar bij die eerste blik dachten: dit is de diva van de toekomst.
21.45u. Palace. Juno Francis komt uit Zweden, maar het hart van dit tweetal ligt in het Frankrijk van de sixties en het Italië van de vroege eighties – ze werden niet voor niets getekend door Italians Do It Better. Italodisco dus, en netwerkend Groningen heeft besloten dat dat de ideale soundtrack is om ongegeneerd twee gemiste jaren aan lùllen in te halen. Uiterst irritant bijverschijnsel van zo’n Eurosonic, maar Juno Francis doet zelf ook niet echt zijn best om daar veel aan te veranderen, met een hoopje onderling inwisselbare nummers en een zangeres die het verschil tussen “onderkoeld” en “ongeïnteresseerd” niet lijkt te kennen. Het ziet er bovendien een beetje knullig uit, met danspasjes die soms nét iets langer doorgaan dan het nummer zelf, waardoor het toch eerder campingdisco wordt dan de classy Italiaanse variant – een nummer “Viva La Playa” noemen helpt natuurlijk ook niet echt. Bijna aan het eind, is daar dan toch nog de reden waarom wij hier staan: “Queen’s Anthem”, een heerlijk glitterende song opgetrokken uit discoballen en onderkoelde vocals, maar dan is het al lang te laat. De zaal is zo goed als leeggelopen, en ook al danst het overgebleven restje zich te pletter: die paar sterke minuten wegen echt niet op tegen drie kwartier middelmaat.
22.15u. Mutua Fides Het land dat ons in de jaren tachtig postpunk en gothic rock gaf, geeft ons nu… wel, nog steeds postpunk en gothic rock. Voorbeeld in casu: Heartworms. Het project rond de Londense Jojo Orme is duidelijk beïnvloed door bands als The Cure en Christian Death, en weet dat geluid ook uitstekend te capteren, maar is gelukkig meer dan zuivere pastiche: de stuwende drums en dreinende baslijnen worden geïnfiltreerd door bij wijlen funky gitaartjes en knetterende synths die wat frisheid aan het geheel geven. Neem daarbij de imponerende presence van de in paramilitair uniform gehesen Orme die haar donkere, dystopische teksten in de (zwarte) verf zet. Wanneer het onheilspellende “Ugly is the man / he’ll chew his eyes / tumble from the high / full of surprise” door de Mutua Fides dreint, zijn wij al helemaal verkocht. Deze houden we in het oog.
22.25u. News Café. Net toen we dachten ons ook na een break van twee jaar blindelings door Groningen te kunnen begeven, verleggen ze de ingang van het News Café! Totaal de kluts kwijt en dus met wat vertraging alsnog in onze favoriete naar kots geurende kelder beland, voor een klein halfuurtje totale trance, aangeleverd door drie sympathieke meisjes uit Oekraïne. Chillera heeft zijn naam niet gestolen (35 keer gehoord mopje: “lekker chill hé, dit?”) en brengt een soort instrumentale surfpsychedelica met een vleugje dub waarbij het aangenaam wegdromen is. Het is niet helemaal duidelijk of dit één lang uitgesponnen versie is van “Ostrova Bezi”, dan wel drie verschillende nummers, zo repetitief hypnotiserend gaat het trio te werk. Er gebeurt schijnbaar weinig, maar elke kleine tempowissel en plotse afslag zit precies op de juiste plek, met een glansrol voor drummer Ira Lupu die de touwtjes geconcentreerd in handen houdt. Daarmee geeft ze alle ruimte aan Polina Matskevich, die zittend speelt, met haar gitaar in een innige houdgreep, op een manier die gewoonlijk voorbehouden is voor pielende jongetjes. Geen kans dat hier ooit een grote doorbraak van komt, maar in hun niche is Chillera behoorlijk straf.
22.50u. Huize Maes Front. Het is 1985 en onze tante en nonkel spelen in het weekend met hun new wavebandje in De Kelk in Brugge; dat gevoel krijgen we bij Qlowski, dat zijn postpunk verkoopt als retropop. De gitaar van frontman Michele Tellarini zoekt al eens Cureterreinen op, het orgeltje is even frivool als de outfit van Cecilia Corapi zelf. Het klinkt goed, zo lekker zelfs dat het niet zo heel erg uitmaakt dat deze naar Londen verkaste Italianen nog niet echt songs hebben. Kan nog komen. En anders is er altijd nog De Kelk op zaterdagavond.
23.45u. All Round Poolcentrum. Ook terug van weggeweest: keuzestress! De Schotse indiepunkers van Gallus lijken een logische keuze, maar toch gaat het in gestrekte draf naar Flying Moon In Space. Achter die vre-se-lij-ke bandnaam (laat ons daar niet over discussiëren) schuilt een zestal Duitse weirdo’s die een hoop psychedelische krautplaten van Can, SUUNS en Föllakzoid in de kast hebben staan. Vlak naast de stash vreemde paddenstoelen, want in het poolcentrum worden uithoeken van het bewustzijn verkend waar nog niet veel volk is gepasseerd.
Catchy, repetitieve baslijnen, schrapende gitaren met eindeloze delay, astrologische synths en drums die soms niet veel meer doen dan de beat aangeven: het komt allemaal rechtstreeks uit het psych-handboek, maar het wordt met precisie en vooral veel enthousiasme gebracht. Op de drummer na staat zowat iedereen enthousiast te huppelen en te dansen. Het publiek volgt zonder morren. We zoeken nog naar het nut van de zanger in zijn hiphop-spacepak en ya-ya-ya-oo-oo-oo-teksen, maar het feest in gang zetten kan ie duidelijk wel. Misschien kan hij ook goed boekhouden.
23.45u. Akerk. Minst gehoorde vraag tijdens een soundcheck ooit: “Can I get a little more banjo?” Behalve dan bij The Mary Wallopers, die met een karrenvracht aan tin whistles en trekzakken naar Eurosonic gereisd zijn. Voor de slechte verstaanders: deze zes jongens en één meisje zijn zo Irish als een klavertje vier, en vastbesloten om hun muzikale folktraditie verder te zetten. In tegenstelling tot Lankum, dat hier een paar jaar geleden een andere kerk kwam veroveren, overrompelen ze niet door een hedendaagse aanpak, maar gewoon door fucking goed te spelen. Dat er wel wat punkverleden bij de bandleden zit, zorgt ervoor dat een klassieker als “Lots Of Little Soldiers” met een venijnige furie wordt gespeeld, al is het toch vooral de ouderwets roffelende bodhran die de nummers voortstuwt. In “Love Will Never Conquer Me” krijgt de banjo de hoofdrol: eindelijk eerherstel, na al die jaren mismeestering door Mumford & Sons.
The Mary Wallopers mogen zich dan presenteren als een bende onnozelaars en drinkebroers, met bindteksten die voor de helft onverstaanbaar zijn en een onweerstaanbare grapdwang, het zijn ook goudeerlijke muzikanten die hier allesbehalve een nummertje staan op te voeren. Dat hoor je nog het meest in dat vreemde maar wondermooie Schotse liedje “Cod Liver Oil & The Orange Juice” (dat bij ons onlangs opdook in een versie van Meskerem Mees), waarbij de rauwe glory hallelujah’s elke keer een beetje dieper snijden. Drinklied “All For Me Grog” mag op vrolijke wijze afsluiten, met voor het podium een troep houterige Hollanders die hun beste stepdanspassen bovenhalen. Volgende keer graag een uitgebreide verderzetting in een van de bruine kroegen van Groningen, jongens.
00.30u. Grand Theatre. Ha, folklore, dat schimmige terrein waar Eurosonic en Eurosong elkaar raken. Zijn we daar weer, ja? Maar als Rosalía het mag, dan Tanxugeiras ook: fucken met de Spaanse tradities. Als een Laïs met knaldrang laten de drie Galicische zangeressen hun traditionele liederen door twee muzikanten omvormen tot rauwe harde stampers. “Terra” ontploft als een “Wild Dances” mocht Ruslana over enig talent hebben beschikt, bij “Averno” krijgen we stem van rapper Rayden als extraatje, en “Figa” brengt herinneringen naar boven aan de Zweeds-Finse trancefolk van Hedningarna. Spelt dat ‘Dranouter 2002’? Misschien wel, maar misschien is dat geluid aan een revival toe.
01u15. Vera. Ons voornemen geen Belgen te gaan zien heeft het alweer geen volledige dag uitgehouden. Voor het Brusselse Avalanche Kaito gaan die principes echter met plezier de vuilbak in, en trouwens: maakt die taalgrens van de overkant niet een beetje buitenland? In elk geval vond dit trio rond Burkinese frontman/multi-instrumentalist Kaito Winse, drummer Benjamin Chaval en gitarist Nico Gitto elkaar in een gemeenschappelijke liefde voor traditionele Afrikaanse muziek, vrij experiment en vlammende noisepunk, en laste dat alles met de grove naad aan elkaar.
De donderende drums, bespeeld met stokken uit een Kubb-speldoos, en de schurende, jakkerende gitaar van Gitto zijn rauwer dan het meer experimenteel-elektronisch geluid op de titelloze debuutplaat van vorig jaar, maar qua impact is dit des te doeltreffender. Het is ook de perfecte springplank voor Kaito, die lijf en leden in het strijdgewoel – en de zaal – smijt met urgent gebrachte zang en traditioneel instrumentarium, om als een ware griot het publiek in extase te brengen.
Het resultaat? Een, welja, lawine aan rauwe energie die rücksichtslos door de Vera raast, en een volle zaal aan het hypnotisch dansen krijgt. Kunnen wij hierna netjes op tijd gaan slapen? Natuurlijk niet. Ook dat voornemen sneuvelt roemloos op de stoepstenen voor Café Knarie.
Sorry mama.