Het is van 2014 en Gone Girl geleden, dat David Fincher (Seven, The Social Network, Fight Club) nog een bioscoopfilm afleverde. Die tussenperiode van zes jaar vulde Fincher vooral met een rol als producent (en occasioneel regisseur) voor de reeksen Mindhunter en House of Cards. Met Mank vervoegt David Fincher een lange lijst van cineasten die een project lieten financieren door Netflix, wat in Corona-tijden uiteraard wil zeggen dat de film enkel zeer beperkt in een paar Amerikaanse zalen wordt uitgebracht (om zo eventueel in aanmerking te komen voor het prijzenseizoen) en internationaal exclusief zal te zien zijn via het streaming-platform.
De ‘Mank’ uit de titel is Herman J. Manckiewicz (hier Gary Oldman), de scripschrijver die werkte aan het draaiboek voor Citizen Kane, toen het wonderkind Orson Welles ‘carte blanche’ kreeg van studio RKO voor het draaien van zijn allereerste film (die terecht de geschiedenisboeken zou ingaan als een kantelpunt in de geschiedenis het medium). Velen willen van Mank een prent maken over de vraag wie er nu echt het grootste aandeel had in het met een Oscar bekroonde script (de extra pennen die een paar zaken herschreven buiten beschouwing gelaten). Die controverse wordt nog steeds grotendeels gevoed door het beruchte boek Raising Kane van critica Pauline Kael, een boek waarvan echter verschillende stellingen later met klem werden betwist. Het zien van Mank vanuit dat perspectief is nergens voor nodig, dit is geen geschiedenisles, drama en esthetiek primeren duidelijk op elke vorm van historische waarheid.
Waar Mank wel in geïnteresseerd is, is in het vertellen van een verhaal over Hollywood. Een Hollywood van botsende ego’s, geld en macht en van de verhouding tussen creativiteit en conventie, tussen idee en productie. Aanvankelijk lijkt dat iets te veel te gaan om knipoogjes voor een film minnend publiek: grapjes over The Wizard of Oz en het nooit gerealiseerde Hearts of Darkness, een waslijst aan bekende namen. Hier en daar levert dat leuke momenten op – de machtige studiobaas LB Mayer die al wandelend door de gangen een nieuwe schrijver eraan herinnert dat er maar 1 ster is (de leeuw uit het logo) en wie dat vergat nu elders ‘twinkelt’ – maar meestal is de aandacht voor mensen, titels en plaatsen iets te zelfingenomen om echt te kunnen bekoren.
Gaandeweg raakt de film echter veel meer geboeid door het herscheppen van een wereld en een tijd. Er zijn wat overbodige maniëristische ingrepen zoals het suggereren van zogezegde pellicule-beschadigingen op het beeld dat eigenlijk in glanzend digitaal 6K Redcode Raw opgenomen werd, maar voor het overgrote deel spreekt het voor Fincher en zijn fotografieleider Erik Messerschmidt dat ze proberen een geheel eigen ‘oude’ zwart-wit esthetiek te creëren eerder dan louter die uit 1941 opnieuw tot leven te wekken. De zachte, vaak contrastarme en royaal met licht overgoten cinematografie is de grootste troef van Mank en schept een herinnering als uit een droom die in bedwelmende beelden langs de kijker heen glijdt.
Het is jammer dat die droom wat te vaak opzijgezet wordt door een plot die te veel aandacht heeft voor de persoon van Manckiewicz zelf en te weinig voor de verstrengeling tussen Hollywood, politiek en het grote geld – meteen de meest intrigerende aspecten van het scenario dat bijna dertig jaar geleden geschreven werd door Jack Fincher, de ondertussen overleden vader van de regisseur. Naar eigen zeggen verwerkte David Fincher ook een aantal van zijn eigen ervaringen in de film, met name de chaotische productie-omstandigheden van Alien 3, een film waarvan het script voortdurend herschreven werd.
Mank bezit helaas niet de overweldigende balans tussen verhaal en stijl die de beste films van David Fincher kenmerkt, maar heeft genoeg kwaliteiten om meer dan behoorlijk overeind te blijven.