Ze zijn oncatalogeerbaar. Ze zien eruit als een losgeslagen ratjetoe, en zo klinken ook hun invloeden. In Trix was Opus Kink een kettingbotsing van genres, maar dan wel een die swingde als de beesten.
‘Wat hebben we nu weer aan onze fietsbel hangen?’; dat is zowat de reactie na drie nummers Opus Kink. Hoe beschrijf je iets dat voelt alsof een punkband en een funk-ensemble zich dwars op elkaar hebben geparkeerd en zo ongemakkelijk, maar shakend een potje jammen? Goh ja, zo dan maar?
Dat van die funk? Je ziet het aan de moustache van bassist Sam Abbo, die heimwee naar pornofilms uit de jaren zeventig ademt. Het zijn ook zijn baslijnen die Opus Kink zijn flow geven. Samen met broer Fin op drums zorgt het voor een groove waarop de rest lustig kan freewheelen. Want neen, die intro waarin frontman Angus Rogers even folkstandard “The Auld Triangle” a capella zingt is niet indicatief voor waar het naartoe gaat. Daar hebben sportverslaggevers het woord ‘schijnbeweging’ voor.
Echte opener “Chains” is nog geen twee minuten bezig of daar zijn immers die blazers, die de toon zetten bij dit combo uit Brighton. Ze zullen onweerstaanbaar blijven toeteren onder elkaar. Saxofonist Jed Morgans en trompettist Jack Banjo Courtney hebben het soort speelse dynamiek die Will Butler en Richard Reed-Parry bij het vroege Arcade Fire ook zo aandoenlijk maakte; ze dollen, haken aan elkaar, houden het voor zichzelf plezant of ze nu even uit beeld of net vol aan de bak moeten.
En toch. Draai of keer het zoals je wil; dit is de band van Rogers, een boom van een kerel, hoekig in lijf en leden, een poëet in schrijven. Hij leidt de troepen, zij volgen. Samen stormen ze door het gulzige bochtenwerk van “I Love You, Baby”, met zijn staccato gitaarlijntje – postpunk, but not as we know it – en even puntig blaaswerk. In “Wild Bill” stampt een dronken mariachiband rond, “The Unrepentant Soldier” doet het met een rollende Latin-baslijn. Goth Salsa? Dat dus.
Of zo. Opus Kink is niet voor zo’n noemer te vangen. Net wanneer je denkt het nu wel door te hebben, slaat de groep alweer een andere bocht om. “Dog Stay Down” is The Clash-meets-Mano Negra, aan “St. Paul Of The Tarantulas” wordt een tarantella-outro gebreid; omdat het kan. Wie een ietwat vunzige trouwfeestband nodig heeft, weet waar hij moet zijn. Tegen de eindspurt heb je ’t dan ook ongeveer door: verwacht niets, verwacht alles. “Children” is toeterende jazz, maar dan zoals Johnny Rotten het had gedaan, “1:18” klinkt ronduit vuil. En dan moet nog één nummer.
“This Train”, dus. Want elke band heeft een “hit” nodig, en dit is die van Opus Kink. En met een reden. Hier komt het allemaal samen: jagende ritmes, swingende heupen, blazers die dromen van Funkadelic. Rogers laat – bandlid na bandlid – de boel stilleggen, tot bijna niets meer hoorbaar is: hét signaal om in een nietsontziende finale uit te barsten. Want dat is wat je doet als je Opus Kink bent.
‘There’s confusion in their image’, leest een liverecensie die me voorging, ‘but in an irresistable way’. Reken maar van yes.