I’m Not Sorry, I Was Just Being Me: enkel een band met een plan kiest zo’n statement als titel voor zijn debuutplaat. King Hannah is rotsvast overtuigd van zijn eigen kunnen, en bewijst met dit debuut dat dat volkomen terecht is.
Was EP Tell Me Your Mind And I’ll Tell You Mine eind 2020 nog een overrompelende coup de foudre, dan valt deze eerste échte plaat van King Hannah aanvankelijk een stuk minder makkelijk te lezen. Opener en eerste single “A Well-Made Woman” kondigde dat ergens vorige herfst al aan: wat klonk dit plots kaal en traag, met die triphopdrums en een ritme dat sleept als een houten been, en wat was het daardoor moeilijk grijpbaar, vergeleken met het weidse War On Drugs-achtige geluid dat op die EP geregeld de bovenhand nam. “Ander en nog beter”, moeten zangeres Hannah Merrick en gitarist Craig Whittle gedacht hebben, en ze verruilden die invloed voor iets dat Portishead verrassend succesvol met bijna ouderwetse Amerikaanse bluesrock weet te verzoenen – niemand die doorheeft dat dit duo toch echt gewoon uit Liverpool komt.
I’m Not Sorry, I Was Just Being Me verdraagt weinig daglicht: het is een plaat die gemaakt lijkt voor nachten in rokerige, bruine kroegen – mochten die nog bestaan – waar de sfeer altijd een tikje ongemakkelijk is en de eenzame bezoekers onvermijdelijk een geheim met zich meedragen. Bedplassen tot je tiende, om maar iets te noemen, een anekdote die Merrick volkomen casual oplepelt in “All Being Fine”, zoals ze wel vaker kleine persoonlijke vertelsels en observaties in haar verder immer beknopte teksten verstopt. De hond die haar go-kart vernielt in het toepasselijk getitelde “Go-Kart Kid (HELL NO!)”, de liefde voor Steve Carell die ze deelt met Whittle, het zijn net dat soort kleine dingen des levens die de songs kleur geven.
In “Ants Crawling On An Apple Stork” krijgt Whittle voor het eerst de microfoon in handen, wat niet meteen de indrukwekkendste zanglijn van de plaat oplevert – tegen de verleidelijke en tegelijkertijd onderkoelde Merrick valt niet op te boksen – maar wel blootlegt waar het duo bij het maken van I’m Not Sorry, I Was Just Being Me zoal naar luisterde: er zit wat Wilco in, maar het roept toch vooral aangename herinneringen op aan Red House Painters en andere slowcore. “Berenson”, een instrumentaaltje en dus het andere moment waarop Merrick afwezig blijft, voegt daar nog wat Yo La Tengo aan toe.
Voor wie bij zulke namen nog zou twijfelen: het tempo van I’m Not Sorry ligt láág. De songs kabbelen soms, maar net wanneer je aandacht dreigt te verslappen, haalt Whittle uit op zijn gitaar – hoor hoe hij op “Go-Kart Kid” plots het gaspedaal intrapt – of maakt Merrick een gitzwarte opmerking over iemand die ze het liefst in een dumpling wil zien stikken (“at least that would be mildly fun”), en het is als de vingerknip die je uit hypnose haalt. Beste voorbeeld: het langgerekte “The Moods That I Get In”, waarbij het heerlijk afdwalen is, tot Whittle halverwege nog eens full on Neil Young mag gaan – een van de zeldzame momenten waarop echo’s van de EP opduiken – en je alsnog helemaal het nummer in gesleurd wordt.
Helemaal aan het einde van de plaat laat King Hannah voor “It’s Me And You, Kid” de rem even compleet los. Het is het mooist denkbare slot dat I’m Not Sorry, I Was Just Being Me kon krijgen. Merrick keert aanvankelijk nog heel ingehouden terug naar de bar waar ze Whittle leerde kennen, maar zodra hij zijn gitaar laat scheuren, zijn we vertrokken voor een warme, onverwacht de vuisten in de lucht pompende ode aan hun band, aan de vriendschap, aan het leven verdorie. “I’m all I’m ever gonna be”, klinkt het herhaaldelijk en onverzettelijk: deze band weigert koppig iets anders te zijn dan zichzelf, en dat is maar goed ook.