Glasvegas is terug. Dat is niet alleen verrassend omdat de groep zeven jaar weg is geweest, maar des te meer omdat het er destijds ook naar uitzag dat het vat af was en het verhaal uitverteld. Godspeed, een return to form zoals je ze zelden tegenkomt, laat horen dat niets minder waar was.
Zat er nog iemand op Glasvegas te wachten? Als dat zo al was, dan met een bang hartje en tegen beter weten in. Zelden heeft een band zich immers sneller de vernieling in gereden dan het drietal rond James Allan. Zo snel als ze twaalf jaar geleden omhoog schoten met een titelloos debuut dat nog altijd van het beste is dat de Britse eilanden de laatste twintig jaar voortbrachten, even snel verloren de Schotten zich in excessen. Tweedeling Euphoric Heartbreak was het geluid van een groep die zichzelf te buiten ging aan het witte poeder, tegen derde plaat Later… When The TV Turns To Static was de groep een schim van zichzelf geworden, de scherpe chroniqueur Allan een lachwekkend leeghoofd dat zich meer en meer aan vervelend parlando te buiten ging omdat die dramatische strot nu eenmaal helaas kapot was gezopen/gerookt/gesnoven.
Het werd dan ook heel stil na dat 2013, en dat was nu ook niet echt de bedoeling. Allan wou wel degelijk nog een plaat uitbrengen, maar had het in zijn hoofd gehaald dat hij die echt helemaal alleen zou producen. Klein probleem: dat moest hij dan wel eerst even leren, en dat proces vroeg wat jaren. ‘Het begon wat op Smile te lijken’, grijnsde hij daarover afgelopen zomer, maar het kwam er dan toch van. Vandaag is met Godspeed die vierde plaat eindelijk daar, en ze blijkt het wachten waard.
Eenheid van plaats en tijd. Godspeed is het verslag van een rit door het desolate Blade Runner-landschap van het nachtelijke Glasgow: “Me and the pills on the edge up high into the night together we dive”. De protagonist kijkt, beleeft, observeert, en laat zijn gedachten de vrije loop. In “Dying To Live” wordt heroïne gespoten, “Shake The Cage (Für Theo)” is de koortsdroom daarna. En wat daaruit komt is een herinnering. Het monumentale “Keep Me A Space” is klassiek Glasvegas: straffe melodie, kitchensinkdrama van roestvrij staal, en een galm die op “Dubbel Phil Spector” staat. Het onderwerp? James mist het nichtje dat hij na zijn tiende nooit meer heeft gezien en vraagt haar af en toe nog eens aan hem te denken. Het is groots en pakkend; het soort single waarvoor deze groep zeven jaar lang werd gemist.
Het is daar, in het hart van Godspeed, dat Glasvegas helemaal het vuur en de passie van weleer weet op te wekken. In “Cupid’s Dark Disco” wordt een hoertje de auto ingehaald: “Here, use my jacket for a pillow”. Het hoofd is er niettemin niet helemaal bij: “Every once in a while I wonder … if my kids are in bed, I wonder if my wife is missing me / then back to this episode / this one part horror show / there’s a stranger crying underneath my bones”. Haar kant krijgt u vervolgens te horen in de breekbare gezongen ballad “My Body Is A Glasshouse (A Thousand Stones Ago)”, een titel om zelf van in duizend scherven uit elkaar te vallen.
Veelheid van klank: Godspeed is een plaat die vele muzikale hoeken afsnuffelt. Van de vuile Depeche Mode van “Dive” gaat het naar ingetogen walsje “Stay Lit”, en tussenin worden meerdere stations gepasseerd. “Dying To Live” en “Cupid’s Dark Disco” flirten met industrial, “Shake The Cage” geeft het hoge woord aan een motorik beat. “In My Mirror” is het soort breedbeelddrama dat steeds om eighties synths zal smeken. En altijd is er dat geheime extra ingrediënt dat Glasvegas Glasvegas maakt: een echoknop die tot elf gaat. Glasvegas maakt geen muziek voor de Rotonde van de Botanique, zelfs niet voor de AB, maar voor het soort hol weerklinkende grotten waarin voorhistorische gevechten plaatsvonden. En als de songs zo groots zijn als hun weerkaatsing, zoals hier het geval is, dan werkt dat ook. Godspeed heeft veel grootse songs.
Het heeft acht jaar geduurd, een weggegooide carrière en de rug van een al lang weggewandeld publiek, maar James Allan heeft eindelijk de plaat gemaakt die hij altijd beloofde te maken.