70 Miljoen Dollar had de studio ervoor over om Zack Snyder toe te laten zijn eigen visie op het Justice League debacle alsnog af te werken. In 2017 verlieten Snyder en zijn vrouw Deborah de postproductie van Justice League om zichzelf als koppel tijd te geven te rouwen om de plotse dood van hun dochter. Joss Whedon nam het roer over, schrapte zowat alles wat Snyder had opgenomen en leverde vervolgens een wanstaltige draak van een film af. Sindsdien probeerden overijverige fans om Snyders oorspronkelijke ‘visie’ te zien te krijgen en de druk was uiteindelijk groot genoeg om dat ook te laten gebeuren.
Die bewogen achtergrond maakte van deze Zack Snyder’s Justice League een vreemd soort evenement dat een aantal dwalende Amerikaanse critici ertoe aanzette om de superlatieven boven te halen bij het steken van de loftrompet over dit ‘auteurswerk van de superheldenfilm’. Er werden vergelijkingen gemaakt met Metropolis van Fritz Lang en – god mag weten waarom – Playtime van Jacques Tati. Er werd geroepen dat dit eindelijk het antwoord was op Martin Scorseses verzuchtingen over de onpersoonlijke eenheidsstijl van de ‘hero-blockbusters’ en dat dit niets minder was dat ‘Kunst’ met een grote ‘K’ (dat de film in de 4:3 ‘Academy Ratio’ is opgenomen is om een of andere bizarre reden een extra argument voor die stelling).
Al die beweringen zijn onzin. Zack Snyder (Dawn of the Dead, Man of Steel) is nog steeds een vreselijk regisseur voor wie ‘subtiliteit’ een of andere vreemde exotische term is waar hij nooit heeft van gehoord. Elke scène in een film van Snyder komt met twintig uitroeptekens en elke actie, emotie of handeling, wordt onderstreept met een overweldigende hoeveelheid bombast. In een film van 242 (!) minuten wil dat zeggen dat het aantal momenten in potsierlijke slow-motion – al dan niet begeleid door opgeklopte popsongs – niet meer te tellen valt. De plot over de helden uit de ‘DC Comics’ die samenspannen om de aarde te redden, wordt tot in het absurde uitgesponnen en zit vol eindeloze exposities die ons moeten duidelijk maken hoe de onzin in elkaar zit. Al die dingen zijn ook nog gelardeerd met verwijzingen naar eerdere films en tweederangs knipogen naar popculturele fenomenen als Star Wars en Lord of the Rings.
Tegen de tijd dat de kijker zich afvraagt over hoeveel digitale landschappen de camera in pompeuze virtuele bewegingen kan scheren, doet het antwoord er eigenlijk niet meer toe: alles in Zack Snyder’s Justice League is bombast die tot het absolute uiterste wordt doorgedreven. Precies dat bijna ridicule uitdagen van het begrip ‘hyperbool’ is echter ook wat deze voortrazende tornado enigszins het bekijken waard maakt. In vergelijking met de onpersoonlijke sensoriële bombardementen die de Disney-studio uitrolt, kan je immers niet anders dan schoorvoetend toegeven dat het allemaal enig entertainend gehalte bezit en dat Snyder er warempel in slaagt hier en daar ook een echt indrukwekkend moment voor de lens te toveren. De blinde devotie voor de overtreffende trap bezit dan toch enige vorm van durf en wat betreft het ensceneren van actie heeft Zack Snyder tenminste een rudimentair idee van waar hij zijn camera moet plaatsen. Geen van die dingen komt ook maar in de buurt van beweren dat dit een degelijke film is. Maar in een wereld waarin helaas ondingen als Avengers: End Game de toon zetten, slaagt Zack Snyder’s Justice League er dan toch een (heel klein) beetje in zichzelf te onderscheiden.