Nick Cave, de grootste rockster van het moment, doet wat deze tijd van hem verlangt. Hij schuift achter de piano voor een performance met een helende uitwerking.
Iets meer dan een jaar geleden trad Nick Cave op in het Sidney Opera House met Warren Ellis. Als bisnummer brachten ze een zielbestormende versie van “Push The Sky Away”. Ze werden bijgestaan door een symfonisch orkest, een koor met sopraan Julie Lea Goodwin en God zal ook wel ergens in the house zijn geweest.
Hoe anders was het afgelopen zomer toen Cave met Idiot Prayer aantrad in het Alexandra Palace. Geen orkest of koor in de zaal. Geen Warren Ellis, zijn deelgenoot in demonen jagen. Cave was manifest alleen. En toch sorteerde zijn performance in Londen hetzelfde effect als in Sidney: woorden en klanken die al lang waren geërodeerd kregen plots een nieuwe zeggingskracht.
Idiot Prayer moest een concertfilm worden, het slotdeel van een trilogie waarin 20,000 Days on Earth (2014) en One More Time With Feeling (2016) voorafgaan. De hele voorstelling – met Susie Cave als creative director – is opgenomen in een take, met twee camera’s. Ze zoomen in op Cave, zijn Faziolipiano en zijn partituren, in slordige hoopjes verstrooid als in een tienerkamer. De film was ingeblikt, de verschijningsdatum in een Red Hand File openbaar gemaakt. Toen veerde dat onhebbelijke stuk vreten van een virus opnieuw op, en gingen de cinema’s opnieuw dicht.
De tweeëntwintig gespeelde nummers staan nu wel op cd. Cave struint door zijn veertigjarige carrière en raapt hier en daar een song op. Sommige hebben door de jaren heen een vaste plaats verworven in zijn setlists (“Jubilee Street”, “The Mercy Seat”, “Higgs Boson Blues”), andere zijn minder bekend of zijn nog maar net te water gelaten (“Black Hair” uit The Boatman’s Call, “Galleon Ship” uit Ghosteen). Eén nummer (“Euthanasia”) is nagelnieuw.
De selectie verraadt geen willekeur. Eén ding hebben de songs namelijk met elkaar gemeen: alle hebben ze een zekere leegte in hun kern. Ze zijn ook kinderen van de Conversations With …-sessies, waarin Cave vraag-antwoordgesprekken voerde met een kransje aanwezigen en die dialoog op gezette tijden doorbrak met gestripte, gedeconstrueerde versies van zijn nummers. Tijdens het spelen onthulden ze zich voor hun uitvoerder in andere gedaantes, en ze vroegen hem om in die alternatieve vormen te worden vastgelegd.
En die zijn allemaal, stuk voor stuk, mooi. Ik weet niet welke mijn favoriet is: het titelnummer, dat zich volzuigt met donker voor het de akkoorden van het origineel opnieuw proeft. Of “Man In the Moon”, waarin elke noot een traan is en elke traan een loutering. “Girl In Amber”, misschien, waarin verdriet zo soepel aanmeert tegen schoonheid.
De forsiger nummers laten zich gewillig ontspieren. De krakende gitaren en blaffende drums, de violen die in je vel snijden: ze roken buiten een sigaretje terwijl ze de man aan de piano laten soleren. Cave vertrouwt op zijn toetsen en zijn fraseringen om de essentie van de songs te vatten. En het lukt. “Jubilee Street” is nog steeds waanzin op naaldhakken, als vanouds raast “Papa Won’t Leave You, Henry” met caravaggeske furie. Cave sommeert ze uit hun kerkers, laat ze snauwen en schuimbekken, en legt ze met een vingerknip het zwijgen op. Hier is een meesterlijk performer aan zet.
Nog iets over de kwaliteit van deze opname, want die is welbeschouwd subliem. Je hoort natuurlijk de vibrato in Caves stem, je hoort hem schuren met die door tijd en andere schadelijke substanties verkregen korrel. Maar je hoort ook een hiel die op de vloer tikt, de bladmuziek die af en toe ritselt. Een enkele keer, bij een verkeerd aangeslagen noot, weerklinkt een lach. Het zijn die momenten – de hoorbare hartekloppen in de leegte – die deze performance zo intiem maken.
Vijf jaar geleden stond een kraai voor de deur van Nick en Susie Cave. Na de fatale val van hun zoon moesten ze een inktzwart verdriet in hun leven toelaten. Idiot Prayer toont nog eens dat Cave op dat moment ook iets anders heeft binnengelaten. Nadat hij de slotakkoorden van “Galleon Ship” heeft gespeeld, staat hij recht en stapt hij naar de uitgang, het licht tegemoet. Hij had het al lang verdiend.