Nadat Disney de zalen al nagenoeg volledig domineerde met films uit het Marvell-universum, verwierf het in 2015 ook nog – voor een paar miljard dollar – de rechten op Star Wars van George Lucas. Daarmee nam de dominantie van de studio de daaropvolgende jaren ongeziene proporties aan. Ook Solo: A Star Wars Story is al bij voorbaat een succes aan de kassa, dus de strategie van Disney (als je een goed merk hebt, breng dan zoveel mogelijk films uit die allemaal op één of andere manier daaraan gelinkt zijn) zal de komende jaren zeker geen wijzigingen ondergaan.
Bij de release van The Force Awakens in 2015 stelden enkele Amerikaanse critici zich luidop de vraag of de toen zeer hooggespannen verwachtingen dat ook nog zouden zijn wanneer Disneys plannen met het pas verworven Star Wars-universum op kruissnelheid kwamen. Vanaf dat moment zouden we immers met de regelmaat van de klok Star Wars-films voorgeschoteld krijgen. Nu Solo: A Star Wars Story – nauwelijks vijf maanden nadat The Last Jedi op moeizame wijze probeerde om de centrale verhaallijn van George Lucas’ geesteskind verder de 21ste eeuw in te sleuren – in de zalen komt, kan die vraag ook worden beantwoord.
Het antwoord is volmondig ‘neen’, want zelfs grote fans lieten op allerlei fora blijken dat ze niet zaten te wachten op Solo. Dat had veel te maken met het productieproces van deze spin-off, dat ondanks (of dankzij?) de rigide controle van Disney ronduit rampzalig was. Nadat de prent al voor driekwart was ingeblikt, werden regisseurs Phil Lord en Christopher Miller wegens creatieve meningsverschillen van het project gehaald (gelukkig, wat mij betreft, hun Lego Movie was niet om aan te zien) en vervangen door veteraan Ron Howard. Rees echter de vraag wie echt zat te wachten op een Star Wars-film, geregisseerd door de man achter Splash, Parenthood en The Da Vinci Code. Keek er überhaupt iemand uit naar de avonturen van de jonge Han Solo, de eerste in een reeks ‘nevenfilms’ die de producenten willen opzetten rond een rist iconische personages? Het leek de start van het eindeloos uitmelken van de franchise, iets waar veel fans van het eerste uur voor vreesden.
De wonderen zijn de wereld echter nog niet uit. Neen, laten we het gerust een mirakel noemen: Solo is – echt waar – de beste Star Wars-film sinds het bejubelde The Empire Strikes Back. Dat is te danken aan het feit dat de film een heel klein beetje van de rebelse creativiteit weet terug te vinden die het origineel zo bruisend maakte en dat weet te koppelen aan een gedegen soort vakmanschap, waar we Howard na miskleunen als Angels & Demons en Inferno al lang niet meer toe in staat achtten.
Het helpt dat de jeugd van smokkelaar Han Solo zich ergens tussen alle prequels en sequels in situeert en dus in een naar Star Wars-normen vrij ongedefinieerd tijdsgewricht speelt. Ja, The Empire is al aanwezig en ja, er zijn vage toespelingen op rebellie, maar voor de rest zijn dit gewoon de avonturen van een jonge dief. Omdat die toevallig Han Solo heet, wil dat zeggen dat er een aantal verplichte nummertjes zijn: we zien hoe hij zijn harige compagnon Chewbacca tegen het lijf loopt, hoe hij aan zijn naam, schip en ‘blaster’ komt en hoe hij voor het eerst kennismaakt met Lando Calrissian, met wie hij – zoals we al weten – zijn hele leven lang een wankele vriendschap zal onderhouden. Die dingen vormen echter nooit de kern van het verhaal, waardoor dit eindelijk nog eens een aflevering uit de saga is die niet krampachtig probeert om elke scène te doorspekken met zoveel mogelijk obligate Star Wars-nostalgie. Dat geldt ook voor de vertolkingen, met name die van Alden Ehrenreich als Han, die erin slaagt het flegma van Harrison Ford op te roepen, zonder te vervallen in slaafse imitatie.
De grootste troef van de film is echter dat niemand probeert te verbergen dat dit eigenlijk een vermomde western is. Daarmee wordt meteen teruggegrepen naar de formule van Lucas’ origineel, dat elementen uit oude westerns en avonturenfilms wist te versmelten met de meer cinefiele (de films van Akira Kurosawa) en filosofische (het werk van Joseph Campbell) kant van de bedenker. Die insteek werkt ook hier en levert een film op die alle ballast overboord gooit en de kijker vooral wil vergasten op wervelende actie die in een zeer hoog tempo aan onze ogen voorbijschiet. Die actie is verbazend competent in beeld gebracht en levert een aantal hoogstandjes op, zoals een gedurfde overval op een futuristische monorail en een halsbrekende vlucht door een interstellaire nevel (de beroemde Kessel Run waar Solo later vaak naar verwijst, maar het is tekenend voor de prent dat je die knipoog nu eens niet per se moet vatten om te kunnen genieten van wat er gebeurt).
De combinatie van jongensachtige branie, onvervalst avontuur en het vermijden van al te kinderachtige humor maakt van Solo: A Star Wars Story de eerste prent in drie decennia galaxy far, far away waarover je nu eens niet hoeft te doen alsof het allemaal wel meevalt, louter omdat je ooit besloot om Star Wars-fan te worden en de torenhoge gebreken dan maar met de mantel der liefde wilt bedekken. Anders gezegd: dit is de eerste Star Wars sinds 1980 die nog eens cinema brengt waar je van kan genieten als filmliefhebber en niet louter als aficionado van een reeks die bijna heilig verklaard werd.