Weinig Belgische rockbands kiezen zo onbekommerd voor popmuziek als The Spectors; nog zeldzamer zijn zij die het zo goed doen. Ook op tweede plaat Ooh Aah Aah toont Marieke Hutsebaut haar zin voor fijne melodieën, die ze maar wat gewillig onder lagen gitaren laat begraven.
Ondanks een fijn debuut verdwenen The Spectors enkele jaren geleden al snel roemloos in de genadeloos voortrazende maalstroom. Met leden van Brutus, Rumours en The Guru Guru in de rangen kon het niet anders of overvolle agenda’s en andere besognes rukten de groep uiteen. Frontvrouw Marieke Hutsebaut bleef moederziel alleen achter, maar bleef niet bij de pakken zitten. Ze zette ze zich aan het schrijven van een opvolger, zocht en vond nieuwe bandleden en blikte in korte opnamesessies Ooh Aah Aah in, een plaat die zijn titel waarmaakt.
Met die “Ooh aah aah” is het ook dat The Spectors hun tweede binnenvallen. Het is een intentieverklaring, net als de titels “Be My Baby” en “Leader Of The Pack”. Geen covers, wel kleine knipogen: The Spectors stand by their name. Er is geen bal veranderd aan het geluid dat hun debuut Light Stays Close zo prettig maakte, maar het klinkt nog beter deze keer. De wall of sound die op zijn Jesus And Mary Chains stevig van het shoegazevat heeft gedronken, maar ook onbeschaamd pop durft zijn, staat stevig
Voor dat betere snaren geselen tekenen Ruben Peeters en Filip Hendrickx, Hutsebaut houdt samen met drummer Davy Vanden Broecke de fundamenten recht: onvervaard hakkend, potig stuttend. Op hun tweede plaat spelen The Spectors op kracht, en dat is goed. “Leader Of The Pack” knalt uit de boxen zoals zelfs hun naamgever het niet geproducet kreeg, “Only You” is een dot van een toekomstige single: droompop van de goeie soort. In “Be My Baby” steekt de betere gitaarwolk op, waarin Hutsebaut maar wazig te verdwalen heeft, de handen voor zich uit reikend. “Sink” volgt en de grap is natuurlijk dat de echte “Be My Baby”-beat nu pas wordt gebruikt. Het is meteen een mooi eerste rustpunt.
Dat The Spectors wel heel hard op dat ene geluid leunen werkt afstompend. Ergens diep in de tweede helft van Ooh Aah Aah merken we hoe “Death Fugue” en “Soul” wat onopgemerkt voorbij vliegen. De muur is hier van eentonig beton, de kleur grijs. Dat ze ook multicolor kan zijn, bewijst de eindspurt met prijsbeest “Dorothy”, dat zo de hitparade in kan. Werkelijk alles klopt: de melodie die Johnny Bucklands “Talk”-gitaar inzet voor betere doeleinden, een hunkerende zanglijn die alle mist opzij duwt en een refrein dat in alle eenvoud gelukkig maakt. We’re not in Kansas anymore, en dat is goed. We zijn ergens beter. Dit zijn The Spectors op hun best: zeemzoete pop, gebracht in een verpakking van prikkeldraad. De metafoor is niet nieuw, het geluid ook niet, maar God, wat werkt het goed als het werkt zoals hier. Prijs de Heer voor The Spectors, want er is niet genoeg van dit soort muziek in de wereld.