Afgelopen week vloeiden er al potten inkt over de nieuwe worp van Terrence Malick: “Wederom onnodig pretentieus!” of “Neen, het is het slotstuk van zijn autobiografische filmografie!” of “Ja maar je vat Malick gewoon niet” of enkel “raar”. Wat er ook van aan is, Terrence Malick schoffeert de een, inspireert de ander en laat systematisch menig cinemabezoeker lichtjes verbouwereerd achter in hun stoel met de prangende vraag: “Wat zag ik net?”.
Die vraag is op ontelbaar veel wijzen te beantwoorden. Inhoudelijk draait Song to Song in essentie over de pluraliteit aan betekenissen van liefde en geluk. We nemen Faye (Rooney Mara) onder onze vleugels, die verwikkeld is in een liefdesdriehoek met de megalomane, steenrijke muziekproducent Cook (Michael Fassbender) en BV (Ryan Gosling), een immer bevallige en oprechte muzikant. Faye hoopt in haar relatie met Cook een platencontract te vinden en in haar relatie met BV geluk. Dit alles speelt zich af in Austin, Texas, in de genadeloze, decadente muziekscene van “infinity pools” en festivalgekte.
Zo rechtlijnig is de plot echter niet, als je überhaupt al over een plot kan spreken bij Malick. Wat je daadwerkelijk te zien krijgt, is een grillige beeldenstroom, nu eens rusteloos, dan weer kalm en altijd grenzeloos suggestief. We leren dat Malick een zwak heeft voor trekkende vogels, een zonsondergang tussen de bomen en de flirterige speelsheid van prille liefde. We leren ook dat hij deze graag mengt met de dreiging van een onvervalst intimiderende Fassbender. Tussendoor passeren nog wat feestjes, appartementen, haarkleuren van Faye, filosoferende dialogen en onafgewerkte plotlijnen de revue. Gastverschijningen van Patti Smith, Iggy Pop en John Lydon geven de plot niet meer vlees, maar wel doen ze ook hun zegje over de oh zo mysterieuze liefde. Verder blijkt ook dat Flea even hyperkinetisch op z’n basgitaar tokkelt achter de schermen als ervoor.
Toch brengt Song to Song in vervoering. Nooit ononderbroken, maar tussen de wirwar aan impressies door zie je een uiterst eigenwijze regisseur aan het werk. De camera wil ons soms alles laten zien, soms niets. Het zwiert, glijdt, fladdert en sluipt over de landschappen, moshpits en decadente feestjes die Malick nauwgezet voor ons prepareerde. Malick is een beeldenschilderaar die als geen ander met kleuren en perspectief kan spelen. Faye die in haar blauw kleed tegen een oranje muur haar existentie overpeinst, kan vervelen maar ook betoveren, naar gelang je geduld en tolerantie voor dromerige monologen en flarden plot.
Malick schrikt net zoals bij zijn vorige werken niet terug voor een beetje pretentie, maar deze keer overstijgt hij bij gelegenheid de onnodige complexiteit en wordt de mooidoenerij en het gefilosofeer charmant. Hij slaagt er echter niet in om die charme gedurende 129 minuten aan te houden. Fayes monotone contemplaties in combinatie met Malicks beeldtaal zijn vaak meeslepend en lijken de grote Waarheid te projecteren, tot je begint de beseffen dat oneliners als “maybe what stirs your blood is having wild people around you” nogal hol klinken. Halfweg de film beginnen onze ogen vaker en vaker van het scherm naar het polshorloge te glijden, kauwend op de vraag: “Wat zag ik net?”
.