Toen Martin Scorsese in 1988 zijn controversiële Jezus-film The Last Temptation of Christ uitbracht, maakte hij daar maar weinig vrienden mee binnen de katholieke kerk. Beschuldigingen van godslastering vlogen over en weer, er werd geprotesteerd voor de zalen waar de film draaide en als ultiem bewijs dat het onderwerp écht wel dramatisch was, wijdde zelfs Oprah een volledige uitzending aan de hetze (YouTuben, die handel!). Maar er waren een paar kerkvaders die Scorsese’s visie op het christelijke geloof wél konden waarderen, zoals Paul Moore, een New Yorkse bisschop die bevriend raakte met de regisseur en hem het boek Silence van Shusaku Endo cadeau deed. Scorsese was onder de indruk en vatte al snel het plan op om het te verfilmen, maar dat zou pas 27 jaar later lukken. Na 15 jaar te tobben over het scenario en nog eens meer dan een decennium lang te zoeken naar centen, kunnen we Scorsese’s nieuwste passieproject eindelijk met eigen ogen zien.
Het verhaal speelt zich af rond 1640. Als reactie op de kerstening van het land door Portugese en Spaanse geestelijken, heeft Japan het christendom volledig verbannen. Christenen – in de eerste plaats de Europese missionarissen zelf – worden verplicht om hun geloof openlijk af te zweren, op straf van een gruwelijke folterdood. De jezuïeten Rodrigues (Andrew Garfield) en Garupe (Adam Driver) krijgen bericht dat hun mentor Ferreira (Liam Neeson) nog altijd in leven zou zijn, ergens in Japan – hetzij ondergedoken, hetzij als afvallige. Het duo besluit, op gevaar van hun eigen leven, naar Japan af te zakken om Ferreira te zoeken en ofwel zijn leven of zijn ziel te redden. Het spreekt voor zich dat het geen plezierreisje wordt.
Een van de grote moeilijkheden bij het schrijven van het scenario, was dat Scorsese en coscenarist Jay Cocks een brug moesten bouwen tussen de zeventiende-eeuwse manier van denken van de personages en het hedendaagse publiek. Je moet als kijker begrijpen waarom het verloochenen van hun geloof zo’n fundamentele spirituele crisis veroorzaakt bij de missionarissen. De neiging van een modern mens is om een onderscheid te maken tussen uiterlijk vertoon en innerlijke gevoelens – je stapt met je voet op een afbeelding van Jezus en geeft daarmee naar de buitenwereld de indruk dat je je geloof verzaakt. Daarmee red je dan je vel en ondertussen kan je in principe nog altijd geloven wat je gelooft, niet? Maar het hele dramatische conflict van Silence is gebaseerd op het feit dat dit soort pragmatiek ondenkbaar is voor de gelovigen van toen.
Het katholieke geloof was, nog veel meer dan nu, gebaseerd op het lijden van Jezus Christus. Zijn kruisiging was hét centrale gebeuren voor de kerk, en veel belangrijker dan bijvoorbeeld zijn geboorte of wat hij predikte tijdens zijn leven. Een gelovige – zeker een priester – die niet bereid was om op gelijkaardige manier te lijden, die zijn eigen leven boven zijn geloof stelde, was gedoemd om in de hel te branden. Geen shortcuts, geen pragmatiek. Het was ofwel fysiek lijden en sterven, maar dan wel spiritueel gered zijn, of anders blijven leven, maar verloren zijn voor de kerk. Dat is het dilemma waar de personages voor staan, met op de achtergrond de stilte van God, die het schijnbaar allemaal maar laat gebeuren. Daarmee komt Scorsese opnieuw op het thematische terrein dat hij eerder al verkende in The Last Temptation of Christ: de strijd tussen geest en lichaam, tussen de menselijke drang om te overleven en de spirituele overtuiging die je de dood indrijft.
Een van de grote prestaties van de film is dan ook dat Scorsese ons zodanig onderdompelt in die wereld, dat de context van dat conflict gaandeweg zeer duidelijk wordt. Oké, voor een deel gebruikt hij de voice-over ook wel als lapmiddel, om hier en daar wat extra informatie binnen te lepelen, maar onderschat niet hoeveel hij puur visueel meegeeft: de constante nadruk op religieuze symbolen, de indringende close-ups en het gebruik van elegante point of view-shots plaatsen ons resoluut in de sandalen van de missionarissen, waardoor hun spirituele twijfels al snel erg concreet en urgent gaan aanvoelen, ook voor wie zelf totaal niet gelovig is.
Dat is allemaal iets heel anders dan de opgefokte cocaïne-cinema van The Wolf of Wall Street of The Departed. Scorsese is al in jaren niet meer zo klassiek te werk gegaan als hier. Silence heeft een doordacht tempo, dat hier en daar zelfs flirt met langdradigheid, en een rustige montage. Wat niet wil zeggen dat de film visueel oninteressant is: het set design van Dante Feretti is fenomenaal, met constante knipoogjes naar klassiekers uit de Japanse cinema, inclusief Kurosawa’s Throne of Blood en Kobayashi’s Harakiri, en Scorsese’s gebruik van de steadicam is functioneel en ingehouden, maar ook soepel en expressief. Let op een scène waarin Garfield getuige is van een onthoofding – heel die sequens wordt vanuit zijn standpunt gefilmd, en hoewel Scorsese niet onnodig lang bij het geweld blijft hangen, heeft het daardoor wel een ongelooflijk directe impact.
Hier en daar werd er gemord over het vermeende etnocentrisme van de film – de “blanke” ervaring van de westerse missionarissen zou te veel centraal staan, wat maar deels een terechte opmerking is. Tijdens de tweede helft van de film besteedt Scorsese immers veel tijd aan de culturele en ideologische clash tussen Portugal en Japan, tussen het christendom en het boeddhisme, waarbij heel duidelijk wordt dat het opdringen van het katholieke geloof in Japan misschien om te beginnen al niet zo’n best idee was.
Voor Andrew Garfield is dit al zijn tweede film van het jaar met sterke religieuze overtonen (en zijn tweede die zich afspeelt in Japan, trouwens), na Mel Gibsons Hacksaw Ridge. Het is interessant om die twee films naast elkaar te leggen: Scorsese met zijn gevoel voor nuance en twijfel, zijn intellectualistische benadering van religieuze vraagstukken, en Gibson met zijn simplistische koekendozenreligie, waarin God goed is en simpel, onberedeneerd geloof bergen kan verzetten. Hoe dan ook, Garfield is in beide films uitstekend, maar kreeg zijn Oscarnominatie voor de verkeerde – de extreme emoties die hij moet tonen en de complexe achtergrond van zijn personage worden perfect voelbaar gemaakt. Naast hem staat Adam Driver, die eveneens erg geloofwaardig is, maar minder te doen krijgt. Liam Neeson is Liam Neeson, en verder valt vooral Yosuke Kubozuka op als Kichijiro, de gids van de twee priesters die al dan niet te vertrouwen is.
Silence is een taaie brok cinema, die een beetje geduld en inspanning vereist. Maar daarvoor word je wel beloond met een ambitieuze thematiek, een doordachte stijl en vooral enorm veel persoonlijkheid. Misschien hadden andere regisseurs Silence ook kunnen maken, maar niet op zo’n doorvoelde manier. Dit is een film die recht uit Scorsese’s hart komt, te nemen of te laten. Wij nemen het.