Komt het nog goed met Bloc Party, dat ondertussen voor de helft uit huurlingen bestaat? We twijfelen. Na een ontgoochelend concert volgt nu ook het al even flauwe Hymns, een vijfde plaat die vooral opzichtig met het verleden wil breken.
Succesvol zijn. We dromen er allemaal van, al hebben we vaak geen idee wat het precies inhoudt. In de muziekindustrie weet men dat echter wel: de succesvolle popmuzikant is er één die een groot publiek aanspreekt, terwijl hij zijn artistieke integriteit bewaart. Hij streeft zijn eigen visie na zonder rekening te houden met de mening van anderen, en zijn project is tegelijkertijd ook nog commercieel levensvatbaar. Nochtans schuilt daarin ook net het risico: commercieel succes kan de illusie creëren dat iemands (zelfverklaarde) artistieke visie op zichzelf waardevol is, los van de intrinsieke kwaliteiten van het muzikale eindproduct. En dan kan een gevestigde waarde complete bagger verkopen onder het motto dat het “recht uit het hart komt”.
Natuurlijk loopt het zelden zo’n vaart: de meeste grote artiesten zijn geen wereldvreemde idioten. Ook Kele Okereke niet, de excentrieke frontman van het eens zo populaire Bloc Party, een groep die in het midden van de jaren 2000 voor furore zorgde met gefrustreerde, in zoetgevooisde zangmelodieën ondergedompelde post-punk. Naarmate de nijdige ondertoon in hun muziek milder werd, leken de interne spanningen binnen de groep echter toe te nemen en in 2013 vertrokken zowel drummer Matt Tong als bassist Gordon Moakes met slaande deuren. Okereke en de samen met hem achtergebleven gitarist Russell Lissack besloten een doorstart te maken en huurden de jongelingen Justin Harris en Louise Bartle in voor de opname van een vijfde langspeler.
Hymns, het resultaat van die samenwerking is een album geworden dat voortdurend vrede en verdraagzaamheid predikt. Okereke liet zich bij het schrijven inspireren door de religieuze muziek waarnaar zijn ouders luisterden toen hij jong was, en ook de teksten staan in het teken van goedgelovige spiritualiteit. Of wat dacht u van dat wel heel erg naar het oudere “The Prayer” knipogende “Lord, give me grace and dancing feet / As I conquer all anxiety / The angel told me not to fear / the power tools in me”, de eerste lijnen uit openingstrack en eerste single “The Love Within”? Meteen daarna volgt “Only He Can Heal Me”, waarin Okereke beschrijft hoe hij naar God kijkt om zijn dagelijks lijden te verlichten. En ook het zoete “If you’re looking for devotion / Then come to me” uit “My True Name” spreekt boekdelen: de Brit met Afrikaanse roots heeft het licht gezien en wil voortaan een baken van positiviteit en morele ondersteuning zijn. Alleen zit niemand daar eigenlijk op te wachten, zoals ook uit het compleet ondraaglijke “Exes”, een narcistische apologie opgedragen “To all the exes / That I’ve left behind”, blijkt. “These words will fall short / But I must try”, zingt Okereke, al had hij zich de moeite beter bespaard.
Maar ook op muzikaal vlak is de invloed van de spiritualiteit duidelijk, onder meer dankzij de gospelachtige refreinen van “The Good News” en “Into The Earth”, waarin ook een streepje blues doorklinkt. Het dient gezegd dat de melodieën meestal lang niet kwaad zijn, zoals ook de catchy gitaar van “So Real” bewijst. Maar die vrijblijvende deuntjes gaan helaas juist ten koste van alles wat de voorgaande Bloc Party-platen zo pittig maakte. Het dromerige “Fortress” heeft bijvoorbeeld zo weinig om het lijf, dat het nummer volledig op de sfeervolle productie moet teren. Ook het bleke “Different Drugs” is in hetzelfde bedje ziek: achter een klanktapijt vol ijle synthesizers schuilt een wel erg monotone song die zelfs na herhaalde luisterbeurten vergeet een indruk na te laten. Pas na vier en halve minuut lijkt het nummer even uit zijn winterslaap te ontwaken, wanneer de synthesizers aanzwellen en een hoge computerstem de titel begint te scanderen. Maar tegen die tijd is het kalf al grotendeels verdronken, en ook de elektronische afsluiter “Living Lux” kan daar niets meer aan veranderen.
Het staat dus vast dat dit niet de Bloc Party is die de luisteraars gewend zijn, al hoeft dat in principe niet te verbazen: in een interview met enola geeft Okereke immers aan dat hij voortdurend de verwachtingen wil tarten en het publiek op de toppen van zijn tenen wil laten lopen. Dat klinkt erg spannend, maar bij het beluisteren wordt Hymns helaas al snel ontmaskerd als een doodbrave goednieuwsshow zonder ook maar het kleinste beetje edge. Blijkbaar heeft de implosie van de oorspronkelijke line-up ook het laatste restje spanning uit de groep verdreven, want van de kolerieke post-punk van weleer blijft niets meer over. Wat voor Okereke een onverwachte wending in zijn carrière is, zal bij veel luisteraars dan ook aankomen als een pijnlijke teleurstelling.