Zes jaar na het magnum opus Monoliths And Dimensions ligt er eindelijk een nieuwe plaat van dronepioniers Sunn O))) op het schap van de platenboer. Na de bijna symfonische grootsheid van die laatste plaat keerden Stephen O’Malley en Greg Anderson terug naar de essentie van de band: gigantische gitaren en tergend trage tempo’s. Kunnen we enkel maar blij mee zijn, toch?
De triomf van Monoliths And Dimensions was even terecht als verrassend. Een symfonische plaat van een duo dat luide monotone riffs zonder enig ritme maakt, die zowel bij de critici als het publiek aansloeg, je maakt het niet vaak mee. Het leek dan ook evident dat het überproductieve duo Anderson/O’Malley – de band bracht in tien jaar maar liefst zeven platen, drie demo’s, vier EP’s en een berg livealbums uit – snel met een nieuwe klepper op de proppen zou komen. Maar helaas, de productiviteit viel stil, O’Malley verhuisde naar Parijs en Anderson ging meer en meer tijd steken in zijn label Southern Lord. Nu, Sunn O))) lag niet helemaal op apegapen. Er waren nog concerten (één ervan zelfs in het fort van Hoboken) en twee collaboratiealbums: het uitstekende Terrestrials met de Noorse band Ulver en Soused, een minder geslaagde uitstap met de legendarisch geschifte Scott Walker. Maar nu is er eindelijk weer een “normaal” Sunn O)))-album
Hoewel, er zijn toch een aantal dingen die ons enigszins in het haar laten krabben wanneer de promo van Kannon in de mailbox valt. Eerst en vooral, de lengte. De plaat bestaat uit drie nummers (Kannon 1, 2 en 3) die elk een tiental minuten duren, waardoor Kannon afklokt op een schamele 36 minuten. Om even te illustreren: op het tweeluik White 1 en White 1 stonden er nummers die de 25 minuten overschreden. Naar Sunn O)))-normen zou je Kannon zelfs een EP kunnen noemen. En dat verkopen als een LP! Foei, Sunn O))), foei!
Maar hey, het is de muziek op de plaat die telt natuurlijk, en daarvoor keerde Sunn O))) terug naar zijn roots. Geen koren, orkestrale arrangementen of gastvocalisten, maar de gitaren van Anderson en O’Malley en het vocale kleurenpalet van intussen vast bandlid Atilla Csihar. Extra bas, moogs, gitaren, synths en oscillatoren werden extra bijgevoegd door bekende Sunn O)))-collaboratoren als Oren Ambarchi, Randall Dunn, Steve Moore en Rex Ritter. Het geheel werd op een paar dagen in Seattle ingeblikt. Helemaal anders dan het uitermate complexe opnameproces van Monoliths And Dimensions, en dat is eraan te horen.
Kannon klinkt kleiner, bescheidener en spartaanser dan zijn voorganger. Dat hoor je meteen in “Kannon 1”, dat drijft op een dikke, donkere, stroperige gitaarriff, ondersteund door droge space drones uit de oscillatoren van Ambarchi en een baslijn die het geheel toch énige warmte meegeeft. Tel daarbij de lage, krakende, bijna reutelende stem van Csihar, en je hebt het recept van een degelijk standaard Sunn O)))-nummer. En zo klinkt “Kannon 1” ook, maar dit hebben we al wel vaker gehoord om te weten dat de heren dit trucje tot in de puntjes beheersen.
”Kannon 2” en “Kannon 3” borduren verder op hetzelfde elan, maar voegen andere schakeringen van het grijze Sunn O)))-universum toe, zoals donker mooggezoem en dreigende synths. Maar vooral het stemmenpalet van Csihar, die in “Kannon 2” zijn spookachtigste kerkgezangen bovenhaalt, en in “Kannon 3” klinkt als een occulte, bezwerende priester bezeten van een demon die enkele keren als een schreeuwend monster naar buiten treedt. Het zijn allemaal ingrediënten die vertrouwd klinken in het oeuvre van de band, en die dan ook feilloos werken. Maar dat wringt ook, omdat je gewoon weet dat Anderson en O’Malley meer in zich hebben om een boeiende, intrigerende en intimiderende luisterervaring op plaat te zetten. Een slechte plaat is dit zeker niet: deze nummers zullen live weer alle concertzalen tot in hun fundamenten doen daveren, maar als composities op een album komt het geheel wat underwhelming, om niet te zeggen safe over. Sunn O))) die op veilig speelt. Dat we dat ooit moesten schrijven.