Een mooi evenwicht tussen wat gekend is en iets radicaal vernieuwends. Zo klinkt het debuut van Petite Noir, met zijn combinatie van hoogst originele en tegelijk heerlijk vertrouwde klanken.
Yannick Ilunga, de in Brussel geboren Zuid-Afrikaan achter Petite Noir, heeft een neus voor slimme songs die innovatieve indiepop en zwoele elektronica vermengen tot een eclectisch geheel. Op zijn debuut-EP The King Of Anxiety combineerde hij milde, in reverb gedrenkte gitaren met de ritmiek van subtiele R&B, een recept dat ook bij groepen als Alt-J en Wild Beasts al voor opwindende resultaten zorgde. Tegelijk creëert zijn naar new wave knipogende baritonstem interessante contrasten met de traditionele Afrikaanse invloeden die spaarzaam in zijn nummers doorklinken. Hij doopte zijn eigenzinnige stijl “noirwave”, en met zijn eerste langspeler, het onhandig getitelde “La Vie Est Belle/Life Is Beautiful”, gaat hij gewoon verder op hetzelfde elan.
Op Petite Noirs eerste EP stond ook het geweldige “Chess”, een prijsbeest dat nu opnieuw opduikt als afsluiter van deze volwaardige debuutplaat. “I don’t know/But you’re taking me for a fool, boy,” klinkt het ijl terwijl subtiel gepingel de maat aangeeft. Naarmate de ritmes van The Waterboys’ klassieke single “The Whole Of The Moon” het nummer binnensluipen, gaan de gitaren meer resoneren en daalt Ilunga’s geluid tot een diepe grafstem. Waar zijn vocals initieel misschien een beetje aan die van Kele Okereke doen denken, maakt “Best” echter meteen duidelijk dat Petite Noir zich niet zo makkelijk laat categoriseren: zachte synthesizers en een exotische beat gaan in de clinch met een wild trompettenleger terwijl Ilunga furieus de woorden “I don’t care what you won’t do/So please just go back home” declameert.
De drums klinken alsof ze live opgenomen en niet van een computer afkomstig zijn, waardoor de dansbare ritmes in een soort organisch anachronisme veranderen. Duran Duran is nooit veraf, maar Ilunga’s getormenteerde “Stay there” doet in “Seventeen (Stay)” evengoed aan dat hitje van The Temper Trap denken, terwijl de beat van “Freedom” herinneringen aan Django Django oproept. Het geweldige “MDR” begint dan weer met een gek gitaartje dat zich in allerlei bochten wringt om de luisteraar het hof te maken, terwijl Ilunga “And you know now/I’ll love you till the motherfucking very end” zingt. Wanneer het refrein wordt ingezet, scandeert zijn achtergrondkoortje onbeschaamd de woorden “You’re the one that I want/You’re the one that I need”, en even lijkt het alsof Grease nooit heeft plaatsgevonden.
De gitaren uit de titeltrack hadden dan weer van Alt-J kunnen komen, maar vervolgens mag de Congolees-Belgische rapper Baloji het nummer even een andere wending geven. Het is duidelijk: Petite Noir valt niet voor een gat te vangen, want new wave staat in zijn boekje op gelijke hoogte met Afrobeat en Four Tet. Ilunga profileert zich met zijn poppy versie van wereldmuziek(?) weliswaar minder als een hippe vernieuwer dan die van Alt-J, maar misschien komt dat de houdbaarheidsdatum van zijn debuutalbum juist ten goede: minder hype betekent minder controverse en dus meer tijd om gestaag te groeien. En groeien, dat gaat deze jonge creatieveling met zijn originele stijl zeker nog doen.
In interviews toont Ilunga zich alvast erg gretig en ambitieus: hij wil zijn “noirwave” gebruiken om het vooruitgangsgeloof in Afrika op te krikken en dingen in beweging te zetten. Of hij daarin zal slagen, valt nog af te wachten, maar zijn uitstekende debuutalbum verdient het in ieder geval om voor wat beweging te zorgen op de betere dansvloer.