Relapse Records wil de wereld warm maken voor een Deens onewoman blackmetalproject. Met een beetje slechte wil zou je durven denken dat het een louter commerciƫle zet is. Maar met onder meer het recente succes van de shoegazers van Nothing, ook niet bepaald een typische Relapse-band, in het achterhoofd is het misschien gewoon opnieuw een gedurfde artistieke keuze?
Wie zit er achter Myrkur (dat is IJslands voor duisternis)? Die vraag leek de voorbije maanden in sommige recensies meer aandacht te krijgen dan de muziek. Als u het echt moet weten: het zou gaan om Amalie Bruun, een 29-jarig model, popartieste en pianiste uit Denemarken, die al een tijdje in de Verenigde Staten woont en een obsessie ontwikkelde voor Noordse mythologie, klassieke componisten en ā¦ black metal. Uit interviews blijkt dat ze anoniem wou blijven om de aandacht op de muziek te concentreren, maar paradoxaal genoeg werkte dat dus net het omgekeerde in de hand.
Een uniek geval is ze zeker niet — er lopen bij het Japanse Gallhammer zelfs drie blackmetalvrouwen rond — maar zeldzaam in het genre is Myrkur wel. Bovendien is ze dankzij een slim uitgekiende perscampagne de eerste die met die uniciteit zo duidelijk naar buiten komt. Dus geef toe: van lef gesproken.
U wil iets weten over haar muziek? Haar invloeden zijn iets minder uniek en nogal traditioneel: de rauwheid van Darkthrones Transilvanian Hunger en Ulvers Bergtatt, waarop ook al het brutale van black metal aan de bezwerende schoonheid van folk werd gekoppeld. Dat is ook meteen de teneur van āRavnens Bannerā, waarin het hoge koorgezang van Myrkur over typisch knarsende gitaren zweeft. Wat echter al snel verveelt, zijn de haast snaarloze drums, die ook eigenhandig ingespeeld werden.
Is Myrkur het slachtoffer van haar eigenwijsheid? Daar lijkt het sterk op. Ook in āLatvian Feguroā overstemmen de ratelende drums de blackmetalriffs, die wederom niets vernieuwend in zich hebben maar wel de aandacht (kunnen) trekken. āNattens Barnā voelt daarom aanvankelijk als een bevrijding, maar na een paar minuten barst de hel los. Nee, geef ons dan maar āFrosne Vindā of het bloedmooie intermezzo āUlvesangenā, waarin de engelenstem van Myrkur volledig tot zijn recht komt met akoestische kamerfolk.
Het grootste probleem van Myrkur is dat de plaat nooit echt overkomt als een organisch geheel, terwijl dat bij sfeervolle black metal wel een must is. Ook afsluiter āMa Du Braende i Helvedeā zweeft tussen genialiteit en middelmatigheid. Al heeft ook dat nummer de wall of sound en de snijdende riffs die ons rechtstreeks naar de hel voeren. Ook het meer folkachtige āDybt i Skovenā geeft ons hoop, want de overgangen van hard naar zacht en omgekeerd komen er minder geforceerd over.
āMyrkur heeft een heel uniek perspectief op het genre gecreĆ«erdā, lezen we in de perstekst. Om mee te doen met de groten in het genre — we denken aan Deafheaven, Wolves In The Throne Room en Alcest — zal Myrkur echter nog wat creatiever uit de hoek moeten komen. Maar daarom schrijven we deze opmerkelijke nieuwkomer nog niet af. Integendeel zelfs, na de debuut-ep blijven we wat op onze honger zitten. Als je dus fan bent van Ć©Ć©n van de bovenvermelde bands, moet je Myrkur zeker een kans geven. Ten slotte dringt nog een vraag zich op: wat gaat dat live geven?