Net zoals er individuen zijn waar je geen hoogte van krijgt, hoe lang je ook probeert te peuteren in intenties en eigenaardigheden, zo ook zijn er bands die je gewoonweg blijven ontglippen, die voortdurend een muzikale gedaanteverwisseling uitvoeren waardoor het heel moeilijk te vatten is wat er precies speelt. In eigen land is pakweg Sukilove daar goed in, in het buitenland denken we daarbij meestal aan Califone. En geen paniek, het is best een compliment.
Al meer dan vijftien jaar staat songschrijver Tim Rutili, de kern van Califone, garant voor rootsmuziek die zelfs de hardste rootsfanaten (u kent ze wel, die cowboys die al door het lint gaan zodra ze te horen krijgen dat er een banjo, mandoline of Hank Williams-cover aan te pas komt) op de proef stelt. Het gebruik van verstorende elektronica zat daar in het verleden vaak achter, maar het was meer dan dat. De cryptische teksten, het onaffe karakter van veel songs, maar vooral ook de onvoorspelbaarheid en het gebrek aan rechtlijnige structuren. De songs van Califone klinken soms als de halfafgewerkte hersenspinsels van iemand die er met z’n gedachten maar half bij was. Maar het is net die ongrijpbaarheid die de band zo’n uniek karakter geeft.
Als er dan toch parallellen getrokken moeten worden, dan beland je automatisch bij het rafelige van Howe Gelb en Giant Sand, het soms narcotische effect van Sparklehorse, en een sound en stemgeluid die in een Venndiagram op het raakvlak tussen Wilco en Will Johnson zitten maar dan nog meer naar de marge verschuiven. Titels als “A Thin Skin Of Bullfight Dust”, “moonbath.brainsalt.a.holy.fool” en “We Are A Payphone” spreken trouwens boekdelen. Kromme metaforen en verloren gelopen observaties belanden in een universum waar alles op losse schroeven lijkt te staan, finales net zo goed inleidingen kunnen zijn en strofes en refreinen allerhande rondedansjes uitvoeren.
Nochtans gaat het er naar Califone-normen eerst behoorlijk conventioneel aan toe: “Movie Music Kills A Kiss” had zo op iets van South San Gabriel gepast, terwijl het erop volgende titelnummer zich meteen inschakelt in dat rijtje mysterieuze droomsongs dat Rutili intussen al bij elkaar pende (niet te vergeten dat dit ook de man is die het waagde om Psychic TV’s “The Orchids” onder handen te nemen en die bloedmooie song een al even indringende draai te geven). “Frosted Tips” (het kapsel van de gebleekte piekjes) is dan weer een majestueuze popsong die drijft op primitieve percussie en een verrassend simpele melodie. Bijna een meezinger. Bijna.
Daarna krijg je de uitgekiende ballade “Magdalene”, het had zo van Wilco kunnen zijn, en wordt het allemaal even wat gepolijster. En het is net dan dat Rutili en de zijnen hun weerhaakjes uitslaan, via het met zorg in elkaar geknutselde, maar eigenlijk weinig overtuigende “Bells Break Arms” en het meer geslaagde “moonbath.brainsalt.a.holy.fool”, dat de dosering perfect onder de knie heeft en opgeluisterd wordt door prachtig pedal steel-gehuil van Eric Heywood (ex-Son Volt). Vanaf dan zet het album zich verder als een doorsnee Califone: eerst met de desoriënterende elektronica van “A Thin Skin Of Bullfight Dust”, later ook met de vreemde aanwezigheid van blazers in “We Are A Payphone”. Afsluiter “Turtle Eggs/An Optimist” is een geluidsexperiment dat je verweesd achterlaat.
En dat is ten slotte ook de conclusie: Califone lijkt aanvankelijk wat meer naar de mainstream opgeschoven, pakt uit met een paar songs die dat tegendraadse minder sterk op de voorgrond duwen, maar Rutili kan z’n experimentele natuur niet wegsteken. Stitches is geen Heron King Blues, geen Roots & Crowns en al helemaal geen All My Friends Are Funeral Singers (dat op geen tijd onze favoriet werd), maar zelfs een degelijke plaat van deze band staat garant voor een luisterervaring die de oren doet spitsen en bevestigt dat er ook binnen de rootsmuziek een vleugel bestaat waar er nog altijd meer vragen dan antwoorden te rapen vallen.