Ab Baars en Ig Henneman trekken al een jaar of dertig met elkaar op en waren de voorbije jaren regelmatig vooral samen in de weer met Hennemans Sextet, maar als duo hebben ze nog niet zo heel vaak van zich laten horen. Op basis van Autumn Songs is dat best jammer, want het album is net als voorganger Stof, intussen ook alweer zeven jaar oud, gezegend met een fascinerende en persoonlijke aanpak waarin het fijn verdwalen is.
De tien composities en improvisaties die hier verzameld werden, zijn eigenlijk een soort suite die het duo in elkaar stak ter voorbereiding van een tournee die ze in de herfst van 2012 ondernamen in de Verenigde Staten. Veertien concerten voerden het duo van Seattle naar New York, met een parcours dat evenveel zijsprongetjes maakte als deze Autumn Songs, die hoofdzakelijk geïnspireerd werden door herfstgedichten (uit een periode die reikt van de vroege achttiende tot de eenentwintigste eeuw), en een enkele keer een muziekstuk (Charles Ives’ “Autumn”) of de herfstkleuren van Maine. Het enige dat er dan nog aan ontbrak, was een verwijzing naar Robert Frost, die meer dan wie dan ook gelinkt wordt aan de natuur van New England. Maar misschien was dat wat té voor de hand liggend.
De herfst staat natuurlijk voor het afscheid, de aftakeling en de nakende dood, maar het is natuurlijk ook meer dan zomaar grimmigheid en fatalisme. Op geen enkel moment is de transformatie van de natuur zo overduidelijk, rijk en glorieus, en bovendien staat het synoniem voor de grilligheid, de onvoorspelbaarheid van het leven in compacte vorm. De herfst is immers ook levendiger en spannender, legt soms een beslag op je plannen: “Het knarst het buigt het zwiept paraplu’s klappen om / het huilt het valt het vliegt alarm na alarm slaat aan”, luidt het veelzeggend in “Hoe Boven Alles Uit” van de Nederlandse Hélène Gelèns, dat hier van toepasselijk kronkelend antwoord voorzien wordt in “It Bends It Sways”.
Makkelijk in het gehoor liggend is dit allemaal niet. Vielen de composities van Hennemans Sextet al te situeren in een avant-gardelandschap tussen kamermuziek, vrije improvisatie en moderne gecomponeerde muziek, dan wordt die lijn hier doorgetrokken met een nog eigenzinniger enonvoorspelbaardere, want meer persoonlijke aanpak, het resultaat van een jarenlange wederzijdse vertrouwdheid, de bereidwilligheid om al te voor de hand liggende ideeën te laten varen en de kans te geven om ook eens te falen. Niet dat het hier gebeurt, want hoezeer de componenten van compositie en improvisatie elkaar ook afwisselen of naadloos in elkaar gepast worden, zodat je er maar het raden naar hebt waar het ene begint en het andere ophoudt; de taal die gesproken wordt is zelfzeker, vol van nuance en van een diversiteit waar menig muzikant maar van kan dromen.
Opener “Brows Of Morning” (geïnspireerd door William Blake’s “To Autumn”) laat mooi het procédé horen waarbij vertrokken wordt vanuit harmonie, maar de betrokken partijen en hun inbreng lijken steeds verder uit elkaar te drijven. Henneman schraapt, Baars blaast zachtjes, varieert, belandt uiteindelijk bij een jammerende klaagzang op die tenorsax. Er is veel ruimte en er wordt afgetast, met terugkerende thema’s die onder het licht gehouden worden en vervolgens zachtjes teruggeplaatst. Daarbij wordt er niet gestreefd naar esthetische perfectie en afgelijnde harmonie: er mag al eens geschuurd, geronkt en uit de bocht gevlogen worden. Ondanks de elegantie die doorheen het album op de voorgrond blijft, zit er ook een aangename ongepolijstheid in. Een randje onvolmaaktheid dat het allemaal wat menselijker maakt.
De houvast die de opener nog biedt, is al een stuk minder duidelijk in “Nine And Fifty Swans”: opnieuw gebaseerd op terugkerend thematisch materiaal, maar minder vanzelfsprekend en met een diepere contrastwerking, waarbij Baars’ flemende klarinettonen het soms opnemen tegen Hennemans ontregelde altviool. Zo’n contrastwerking zie je wel vaker: in “It Bends It Sways” krijgt het vooral gedaante in een slalombeweging tussen grillige explosiviteit en abrupte stilte, maar hier, of in “The Heavy Cargo”, nochtans het meest toegankelijk klinkende stuk op het album, door de sereniteit van het ene instrument uit te spelen tegen de weerbarstige expressiviteit van het andere. De combinatie van uitdagende prikkels, vloeiende variatie en instrument- en klankbeheersing is ook zo’n constante, of het nu gaat om het naar kamermuziek knikkende “Poor Autumn” of het korte “Autumn In Main”, dat een al even breed gamma beslaat als de kleurenrijkdom van New England in het najaar.
Het duo is op z’n meest minimalistisch en intiem in de weer wanneer Baars gebruik maakt van z’n geliefde shakuhachi. “Winter Comes To Hush Her Song” (een veel toepasselijkere titel ga je niet vinden), “The Clouds Go” en “Rain Curtains”, gebaseerd op Matsuo Bashō’s beschrijving van de berg Fuji, zijn de meest delicate dialogen. Daarin is geen plaats voor grote emotionele drama’s (ook al is “The Clouds Go” gebaseerd of Wallace Stevens’ “The Death Of A Soldier”), maar voor composities die klinken als zachtjes ingefluisterde geheimen en bekentenissen, innig verstrengelde geluidsgolven waarin je de lipspanning van Baars kan horen.
Autumn Songs is geen album dat meteen behaagt, dat je aan het neuriën krijgt, waar je snel je weg in vindt. Daarvoor is het vermoedelijk wat te abstract, te vrij en te persoonlijk. Maar dat zorgt er tegelijkertijd voor dat je moeite wil doen om het deels te ontcijferen (want de raadselachtigheid blijft intact), nog eens gaat beluisteren, en nog eens, en gaandeweg steeds meer waardering gaat opbrengen voor een album dat voor de luisteraar misschien net zo uitzonderlijk is, of kan zijn, als de poëzie, muziek en natuur die hij bezingt.