Enkele videoprojecties tegen een wand. Een doorzichtig doosje met een ongemarkeerd schijfje, waar tien schuimbekkende donderpreken van nummers opstaan. En plots staat de wereld stil, allemaal in de ban van Yeezus. Na het luisteren van het bewust afstotende, extreem narcistische Yeezus vragen we ons af waarom.
En plots verscheen Yeezus. Een god die boven alles en iedereen uittorent, die zichzelf nog minder kan relativeren dan ervoor, die zijn vingers in zijn oren propt als er openlijk aan hem wordt getwijfeld. Kanye is een puber-Zeus, die op de Olympus boos naar zijn kamer loopt en zijn Marilyn Manson-cd’s zo luid mogelijk opzet omdat hij van papa Kronos niet naar een feestje mag. Zie daarvoor het potsierlijke “I Am A God”, waarin West over een borrelende bas en enkele dreigende synthesizers zichzelf een torenhoog godcomplex aanmeet om alle kritiek te weerleggen over wat hij draagt en maakt. Maar waar de goden van weleer hun tegenstanders genadeloos neerbliksemden, is West zo misnoegd over de late levering van zijn ”damn croissants” dat hij er enkele tenenkrullende oerkreten van moet slaken. En dat veertig minuten lang: Kanye is boos, en hij zal het je lekker passief-agressief laten voelen.
Eén vraag dringt zich dan ook op: Op wie of wat is Kanye zo kwaad!? Op de miljoenen mensen die Yeezus te goeder trouw kopen, en getrakteerd worden op een dwarse kloot die bij wijze van artistiek statement zijn plaat volpleurt met bewust dwarse geluiden? Op de rijke ceo’s die zijn zoveelste egotrip financieren, maar wel hekelt als zelfgenoegzame lullen (kuch)? In de context van zijn maximalistisch meesterwerk My Beautiful Dark Twisted Fantasy was die hoogmoed begrijpelijk: ‘Kanye’ was een vies woord, een mikpunt van spot. Maar het is moeilijk sympathie op te brengen voor iemand die sindsdien alle fans en critici aan zijn voeten heeft liggen. Die met een van ’s werelds mooiste vrouwen net een waar godenkind verwekt heeft. Verdorie, twee jaar na datum krijgen we dat riedeltje van “Niggas In Paris” nog altijd niet uit ons hoofd. Wat wil je nog meer? In de wilde en wonderbaarlijke wereld van Kanye West houdt het misschien steek, maar voor de gemiddelde buitenstaander komt het verdomd protserig over.
Kanye is dus liever “a dick than a swallower”, en zo geschiedt. Een lul met een ferm stel kloten ook: wie anders zou er in het pathetische liefdesdrama “Blood On The Leaves” de monsterlijke, wild om zich heen schoppende beat vermengen met Nina Simone’s “Strange Fruit”? Je weet wel, een nummer over het lynchen van zwarte mannen in het Zuiden. Ondertussen zaagt Ye over het feit dat hij aan het basketbalcourt gescheiden van zijn ex zit. Voor West is dat “apartheid”, kwestie van toch een beetje perspectief te behouden: Zijn lijden overstijgt dat van de Zwarte Amerikaanse bevolking, uiteraard.
Muzikaal klinkt Yeezus dan weer erg ongepolijst en opwindend, maar tegelijk voelt het ook hier allemaal een beetje te aan. Té luid en té druk, alsof elke muzikale trend van het afgelopen jaar – van de trapbeats in “Blood On The Leaves” over een sloophamergeluid op z’n Death Grips in “Black Skinhead” tot de acid house-steekjes – heeft moeten drummen voor een plaatsje. Dat leidt bijvoorbeeld naar het met Dancehall besmette “I’m In It”, een vunzig nummer dat net als de zo grafisch beschreven seks plots een versnelling hoger schakelt en climaxt in een refrein waarin Justin ‘Bon Iver’ Vernon op de achtergrond zijn autotune-truukje dunnetjes overdoet. Die overload aan ideeën is misschien de reden waarom West twee dagen voor afleverdatum nog in allerijl naar Rick Rubin rende.
Enkele nummers overstijgen wel de eentonigheid van Rubins betonnen geluidsmix: het eerder vermelde “Bound 2” is een heerlijke terugkeer naar dat soulvolle geluid van vroeger, waar het donkere vleugje acid house het hoekje af verzorgt dat het nummer mee een blijver maakt. “Send It Up” klinkt dan weer als een zorgeloos feestnummer voor een discotheek die nog uitgevonden moet worden. “Black Skinhead”, met zijn donkere industrieel randje en Gary Glitter-geklater op de achtergrond, klaart de onmogelijke klus om Nine Inch Nails en rap met elkaar te doen rijmen. En het minimalistische “New Slaves”, veruit het beste nummer op de plaat, toont dat hij met de nodige focus zijn woede wel kan distilleren in wereldnummers. “Doin’ clothes you would’ve thought I had help/ But they weren’t satisfied unless I picked the cotton myself”, blaft West over enkele eenvoudige synthesizersteekjes, en hij wordt ziedender met de regel, tierend tegen overconsumptie, racisme en zowat alles wat hem irriteert. Boven alles toont “New Slaves” wat Yeezus had kunnen zijn: helaas halen de negen andere nummers nooit datzelfde niveau.
Uiteindelijk komt het allemaal neer op die hortende en stotende intentieverklaring “On Sight”, waarin de brutale synths voor een fractie stoppen met brullen, en de sample van een gospelkoor even licht laat schijnen in alle lelijkheid en vunzigheid. “He’ll give us all we need/ It may not be what we want”, zingen ze onheilspellend. Aanvaard je Yeezus’ Kwade Boodschap als gospel, of verlies je Michael Stipe-gewijs je geloof? Eerlijk gezegd: we weifelen. En zo blijven we waarschijnlijk de hele zomer luisteren naar deze narcistische donderpreek, hem van voren naar achteren intens bestuderend, hopend dat we iets horen dat ons definitief zal doen besluiten in welk kamp we zitten. En zo wordt het alsnog Yeezy Season. Willens nillens.