In een omgekeerde Reznor-move begon de Noorse Rebekka Karijord zich na jarenlange dienst in het componeren van soundtracks ook op eigen albumwerk toe te leggen. Het resultaat is een atmosferische collectie songs die geen beelden nodig hebben om een gevoel los te wrikken.
Het eerste wat in deze winterse tijden opvalt, is Karijords volle, warme stem, die zich als een knus deken om je heen nestelt. Uit haar keel glijdt een scherpere variant op het timbre dat we uit het werk van Natalie Merchant kennen. Die gelijkenis gaat verder dan dat aspect, want “Your Love” had best op Ophelia van deze laatstgenoemde kunnen prijken. In het algemeen zijn de arrangementen van Karijord echter voller, strakker en inventiever te noemen. De opener “Prayer” klinkt bedrieglijk eenvoudig door het olijke handklapritme, maar heeft een weldoordachte opbouw meegekregen. Net wanneer je het aanstekelijke ritme helemaal te pakken hebt, komt er een rustmoment met ijle kopstem, waarna een etnisch getinte koorpartij het refrein komt versterken alvorens het nummer a capella afgesloten wordt. Een hels avontuur in minder dan vier minuten — zo kan popmuziek dus ook klinken.
Zowat elk nummer vertrekt vanuit een eenvoudige basis, maar streeft er dan naar zich tot een hoger niveau op te tillen. Een reeks bariton koorknapen geven “Save Yourself” een aardse spiritualiteit alvorens hun vrouwelijke tegenhangers het tot de hemel laten opstijgen. Dergelijke ingreep laat ook bij het kantje-boordje melige “You Make Me Real” de wijzer naar het groen overslaan alvorens het in de met pure emotie doordrenkte titelsequentie echt kan scoren. Voor deze extra toetsen wordt inspiratie gezocht in alle windrichtingen. “Use My Body While It’s Still Young” begint met Scandinavische indiepop à la Ane Brun — als het ware de militaristische versie van het radiohitje “Do You Remember”. Een orgelsequentie met meer handklapwerk refereert even aan gospel, waarna het nummer in een kolkend percussieritme duikt.
Toch hoeven alle registers niet steeds opengetrokken te worden en mag meer ook gerust al eens minder zijn. Het belijdende “Oh Brother” drijft voornamelijk op zwaar aangehaalde pianotoetsen en illustreert daardoor meteen ook de kracht van Karijords stem. Toch is niet elke trage even spaarzaam uitgewerkt. De tour de force “Ode To What Was Lost” begint verstild en werkt langzaam naar een theatrale uitbarsting van pure schmerz toe. Ook “Bandages” begint bedrieglijk mak, maar wisselt zijn enigmatische rust na verloop van tijd af met donderende drumsecties.
Ondanks de meticuleus gecomponeerde arrangementen is subtiliteit troef op We Become Ourselves. Het titelnummer is de sereniteit zelve. Per luisterbeurt hoor je echter meer lagen in de ballade. Druppelend water en spaarzame bellen op de achtergrond laten het lijken alsof je over een betoverd meer drijft. Ze spelen slechts bijrollen in de grote queeste naar harmonie. Zelfs de strijkers zijn enkel ter ondersteuning van het geheel ingezet, niet om een theatraal tranendal te creëren. Het enige moment waarin uitgebalanceerd mysterie wordt ingeruild voor olijkere frivoliteit (“Multicoloured Hummingbird”) is dan ook de enige misser op het album. De rest ervan biedt intelligente, emotionele pop zonder klef te worden. Een must have voor al wie vorig jaar als een blok viel voor Ane Bruns jongste.