Columbia, 2011
Muzikaal gezien mag Phil Spector dan reeds lang dood en begraven
zijn, zijn geest blijkt nog steeds rond te waren, en wel in de
jonge lijven van Brian Oblivion en Madeline Follin, ofte: Cults.
Zij vertalen de warme, even nostalgische als rebelse grrrl
pop van diens protégés naar oppeppende en ontwapenend naïeve,
sprankelende en hopeloos eerlijke, en van de liefde en gebroken
harten bol staande sixtiesstampers die evenzeer in 2011
als in 1964 verankerd zitten.
Zo opent ‘You Know What I Mean’ met een baslijntje dat haar
roots kent in de jaren ’50, maar wordt het nummer wel liefdevol
omzwachteld met een zacht knisperend synthlijntje. De
openingsseconden van ‘Bad Things’ hadden dan weer zó uit ‘Leader of
the Pack’, de debuut-lp van de Shangri-Las, kunnen komen; zoals
Idiot Glee eerder dit jaar als een bezetene zat te gappen uit de
back catalogue van de Beach Boys, zo gaat Cults
leentjebuur spelen bij uw aller favoriete meidengroepen. Gierende
gitaren, sluikse knipoogjes en netjes verstopte samples verraden
echter dat de plaat wel degelijk dit jaar werd
opgenomen.
‘Get Outside’ – de virale single die vorig jaar nog het internet
veroverde – is met z’n zomerse elektronica, balearische
ambientintro en glorieus opspattende vocals een van de meer
eigentijdse nummers op het zelfgetitelde debuut, al waart ook daar
nog ergens de geest van Mary Weiss doorheen: “I really wanna go
outside and stop to see your day,” zucht Follin als een met
kalverliefde worstelende bakvis. Teenage pop op z’n best.
Idem voor de stomende intro van ‘Oh My God’, die met z’n pulserende
beat dichter bij eigentijdse droompop komt gehuppeld. ‘Bumper’ is
dan weer krek ‘Give Him A Great Big Kiss’, met een toegevoegde
snuif elektronica. Klinkt awesome.
Follins meisjesachtige zangstem leent zich perfect voor de
kinderlijke, maar herkenbare en volop uit de traditie van de girl
pop gelichte observaties over leven en tienerleed. Robyn en Katy B
hebben het over gelijkaardige zaken, maar Cults is iets naïever:
zij hebben het niet meteen over dansvloeren of drugs, maar over de
avond voor het schoolbal en vakantieliefdes. In ‘Abducted’ wordt
een ontvoering gebruikt als metafoor voor de liefde: fout en
theatraal, ja, maar zo oprecht gebracht dat je niet anders kan dan
meegevoerd worden. “I never saw the point in trying / ‘Cause I will
only let you down.” Náh!
‘Cults’ gaat, kortom, over de kleine pijnen van het volwassen
worden, en de banale kopzorgen die daarmee gepaard gaan, over
zelfstandig moeten zijn en ontgoocheld worden en jezelf weer van de
straat oppikken en weer verder gaan en verliefd worden en alleen
blijven. Zijn dat diepe, donkere thema’s waar gewichtige
singer-songwriters graag hun snaren over plukken? Neen – afijn,
soms misschien – maar zijn ze daarom minder relevant of minder
“echt”? Maar neen, gij! Dat de ontwapenende inhoud liefdevol
gewikkeld wordt in een onweerstaanbare mélange van oud en
nieuw zorgt ook muzikaal voor een ongemeen smakelijke, en opvallend
unieke hybride.
Doordat Cults hun overpeinzingen wikkelen in zowel de coole
leren jekker van de sixties rebels én de hipste geluiden
du jour (Scandinavische pop en Beach House-achtige
droompop), krijgt de muziek zowel iets nostalgisch, iets moderns
als iets tijdloos. Het doet, met andere woorden, alles wat
ijzersterke popmuziek hoort te doen. Essentieel voor
eenieder die de zestiger jaren een warm hart toedraagt, en ook al
eens graag een plaat van vandaag oplegt.