"Amerikaan. Singer-songwriter. Veelschrijver. Politiek bewust. Straal genegeerd." Met deze woorden leidde collega (ld) John Vanderslice in 2007 Slimste Mens-gewijs in. Toen zat Vanderslice aan plaat 5. Vandaag staat de teller op 8, en aan de inleiding moet voorlopig niet veel veranderd worden.
Amerikaan is hij ondanks zijn kritische teksten nog steeds, singer-songwriter blijft een toepasselijk label en een gevolg van gillende tienermeiden zal hij ook met White Wilderness niet scoren — moest hij dat al willen. En toch is er iets veranderd. Vanderslice staat erom bekend, zij het in bescheiden kring, soms maandenlang aan een nummer te schaven en polijsten. Zijn vorige platen lieten zich dan ook in de eerste plaats door hun uitstekende productie opmerken. Bij White Wilderness ging het echter even anders: de plaat werd in drie dagen opgenomen, Vanderslice liet de knoppen min of meer ongemoeid, en in de plaats mocht het Magik*Magik Orchestra met tuba’s en violen aantreden.
Het resultaat is een plaat die bij een eerste, zij het ietwat afwezige, luisterbeurt verrassend ongecompliceerd klinkt. Vanderslice lijkt optimistisch en de orkestratie zorgt voor een welkome dynamiek, een schwung die in Vanderslices’ productie regelmatig ontbreekt. "Sea Salt" opent de plaat met fijne (en verfijnde) pianoriedels, terwijl Vanderslice vanop een besneeuwde klif mijmert over zon en hitte. "Sun shines on the Gaza strip" zingt hij, en dat zal ook na afloop in uw hoofd blijven hangen. Een uitstekende melodie, strijkers die zich ten gepaste tijde laten horen en een reeks fijnzinnige details zorgen er nu eenmaal voor dat "Sea Salt" zich snel en daadkrachtig in uw oren nestelt.
In theorie heeft Vanderslice met White Wilderness een uitstekend concept te pakken: een orkestratie die een sober doch gediversifieerd klankenpalet voorschotelt, in plaats van de gebruikelijke overweldiging, bombast en dramatiek. In de praktijk pakt het soms echter anders uit. Eén luisterbeurt met de koptelefoon en het is duidelijk dat het Magik*Magik Orchestra lang niet over de precisie van Vanderslices’ reguliere productie beschikt. In het naar Sufjan Stevens refererende "The Piano Lesson" lijken tuba, viool, piano, drum en fluit elkaar bijvoorbeeld naar de kroon te steken in een wedstrijdje wispelturigheid, in "Convict Lake" wordt soms slordig (en totaal overbodig) van geluidskanaal gewisseld en ook "Overcoat" mist hier en daar wat fijnzinnigheid.
Anderzijds komt dat laatste nummer wel met een fijn bruggetje op de proppen, heeft "Convict Lake" de charme van een Badly Drawn Boy nummer en toont "Alemany Gap" dat theorie en praktijk soms wel samengaan. White Wilderness is lang geen slechte plaat en bovendien een welkome variatie op Vanderslices’ modus operandi. Maar in tegenstelling tot platen als Cellar Door en Pixel Revolt, die nog steeds smeken om een geconcentreerde luisterbeurt met koptelefoon, laat White Wilderness zich best genieten tijdens — we zeggen maar wat — de afwas.