Het nieuwe jaar is in mineur begonnen. In dezelfde week dat The White Stripes aankondigt er de brui aan te geven, brengt ook The Streets zijn laatste album uit. Terwijl het Amerikaanse bluesrockduo eervol afscheid neemt, eindigt het verhaal van the Streets met een valse noot: Computers And Blues is een ongeïnspireerd, overbodig album.
Aan het begin van de noughties hadden zowel The White Stripes als The Streets een grote invloed op de muziekscene. Elk op hun manier boden ze een alternatief voor de opkomende commercialisering; de eerlijke, authentieke garagerock van The White Stripes bestreed de godvergeten nu-metal en de intelligente, spitsvondige stadspoëzie van the Streets vormde een tegengewicht voor de lichtzinnige r&b. Beide groepen hadden de impact van de roem echter onderschat. Toen ze zelf een monsterhit scoorden — respectievelijk met “Seven Nation Army” en “Dry Your Eyes” — werd het eigen succes hun voornaamste belager, tot ze er finaal aan ten onder gingen.
Sindsdien levert The Streets de ene (The Hardest Way To Make An Easy Living) inspiratieloze plaat na de andere (Everything Is Borrowed) af. Ook Computers And Blues, inmiddels het vijfde album van the Streets, kan het tij niet keren. De plaat begint sterk, op de funky opener “Outside Inside” lijkt de dynamiek van weleer terug, maar erna valt het album als een overtijdse pudding in elkaar. Akkoord, wie flink zoekt, bespeurt hier en daar nog wel een leuk vers (“It’s all just lads in the normal ambience/ fall or stab and then call an ambulance”) of een aanstekelijke riedel (“Trust Me”), maar toch moet je op het einde van de rit vaststellen dat de ideeën nu helemaal op zijn.
Er gebeurt te weinig, het album zit vol met flets gezongen kinderlijke refreintjes, zoals in “Soldiers”, dat duidelijk met een uit de bol gaand, niet al te kritisch festivalpubliek in het achterhoofd geschreven is. Dat Mike Skinner komende zomer de festivals ongetwijfeld nog één keer gaat inpakken, zal niemand tegenspreken. Maar op Computers And Blues staat niets dat The Streets in het verleden nog niet beter gedaan heeft. Het klinkt allemaal een beetje banaler dan toen. Zo is “We Can Never Be Friends” een flauw afkooksel van “Dry Your Eyes” en zijn ook Skinners teksten minder origineel dan vroeger. Vindingrijke verhalen over de klein dingskes des leven maken plaats voor inspiratieloze vertellingen over internet en socialenetwerksites (“OMG”, “Puzzled By People”): “You can’t Google the solution to people’s feelings”.
Skinner weet gelukkig zelf dat deze plaat niet behaagt en is niet te beroerd om mea culpa te slaan. “Ik had er al veel langer mee moeten ophouden”, vertelde hij onlangs aan The Guardian. Waarom hij dat dan niet gedaan heeft? Wellicht zit de deal met Warner die Skinner toentertijd voor vijf albums afsloot, daar voor heel wat tussen.
Aan het begin van zijn carrière werd The Streets binnengehaald als het Britse antwoord op Eminem. Beide artiesten zijn het afgelopen decennium effectief van goudwaarde geweest voor hun eigen urban scene. Maar als hen anno 2011 nog iets bindt, dan is het dat ze al even relevant geworden zijn als de mening van K. Hemmerechts over stand-upcomedy.