Soms wordt het het collectief muziekjournaille erg makkelijk gemaakt. Want als wijlen Mark Linkous (Sparklehorse) samen met Danger Mouse, David Lynch en een vracht gelauwerde artiesten — The Flaming Lips, Suzanne Vega, Jason Lytle,… — de handen in elkaar slaan, dan halen we toch gezamenlijk de vijf sterren boven?
Vanuit marketingoogpunt gezien, kan het haast niet beter. De opnames van Dark Night Of The Soul werden vorig jaar al afgerond. Wegens een dispuut met de platenfirma vond het kleinood toen zijn weg naar de rekken nog niet. Het — in dit geval vrij morbide — toeval wil dat zowel Mark Linkous als Vic Chesnutt, twee van de belangrijkste medespelers, zichzelf na de opnames van het leven beroofden. Lijkenpikkerij of niet, maar een jaar na datum wordt Dark Night Of The Soul dan toch op de mensheid losgelaten. De mortuis nil nisi bene, over de doden niets dan goed, maar laten wij onze kritische blik niet nu eens niet door deernis verlammen, en ons op het muzikale resultaat concentreren.
Met respect voor ieders identiteit zoekt het gezelschap zorgvuldig naar verwantschap, die aan het begin en het einde van de plaat gevonden wordt in een sombere sfeer van beklemmende onzekerheid. De invloed van David Lynch heeft hierbij de overhand; de eigenzinnige cineast leverde niet alleen prenten voor een bijhorend boek, maar kroop ook voor twee nummers achter de microfoon. De titeltrack is Lynch pur sang: cryptische en hallucinerende gedachtestromen dwalen verstrooid in het rond. Net als zijn films laat de Amerikaan de nummers waar hij aan meewerkt eerder intuïtief dan intellectueel groeien.
Danger Mouse laat andermaal horen dat hij al lang niet meer de hiphopproducer van weleer is. Door geslaagde samenwerkingen met onder andere Beck en The Black Keys bouwde hij krediet op in de rockscène. Dat krediet zet Danger Mouse hier deels op de helling. Opener "Revenge" met The Flaming Lips, "Everytime I’m With You" met Jason Lytle van het inmiddels ter ziele gegane Grandaddy zijn prima treurwilgtracks, maar met de gasten die zich normaal gezien iets verder van de neerslachtige indiepoel van Sparklehorse, Grandaddy en The Flaming Lips begeven, heeft de superproducer het een pak lastiger.
Zo valt de wisselwerking met Black Francis vrij mager uit en bevestigt "Little Girl" dat Julian Casablancas toch maar een doordeweekse artiest is zonder de cool van The Strokes. Pas echt pijnlijk wordt het op "Pain", waar de vocalen van Iggy Pop gespreid worden op een spacepunkbedje waarin Matthew Bellamy maar al te graag zou wegdommelen. Dit soort nummers verbreekt de sfeer en de coherentie. Vooral in het middenstuk van de plaat krijg je de indruk dat er eerder in functie van de naam van de artiest dan van het resultaat gewerkt is. De aanzet en de ideeën zijn er wel, maar aan de invulling ervan schort er soms nog wat. Het punt waarop we helemaal één zijn met de het gezelschap wordt op een te beperkt aantal nummers bereikt.
Dark Night Of The Soul is het laatste wapenfeit van zowel Mark Linkous en Vic Chesnutt, waardoor het album in bepaalde kringen al een zekere cultstatus heeft bereikt. Wij zullen beide heren echter vooral herinneren om hun excellente collectie voorgaand werk. Dit album vormt zeker en vast een waardiger afscheid dan de gebruikelijke zwik b-kantjes, rarities en live-opnames, maar helaas ook niet veel meer dan dat.