
“Sucking on my titties like you wanted me”: dat waren
destijds de eerste woorden van Peaches die mijn oren prikkelden.
Met ‘Fuck the Pain Away’ en het accompaniërende debuutalbum ‘The
Teaches of Peaches’ wist Merill Nisker (de echte naam van deze
vuilgebekte perzik) meteen een cultstatus te verwerven in de
underground scene. In een tijdperk waar Sex and the City-comedy
zich met pearl neclaces – en daarmee bedoelen we natuurlijk
niet het sieraad – verzoende, maakte de hipster een vreugdesprong
omdat humor en perversiteiten bij Peaches samengingen met electro,
de achtergrondklank van hun geliefkoosde habitat: de trendy club.
Het logische gevolg: Peaches werd hot. Seksualiteit was voor haar
geen keurslijf, maar een areaal aan mogelijkheden. Voor de opvolger
‘Fatherfucker‘ zette ze een nog
iets grotere, zelfs bebaarde bek op en introduceerde een ruwer,
meer rockgericht geluid. ‘Impeach my Bush’ is opnieuw een meer
gestileerd album geworden, maar haar wilde kantje is Peaches nog
niet verloren.
Laat ik maar meteen met de deur in huis vallen: in feite heeft
‘Impeach my Bush’ geen muzikale waarde whatsoever. Een mens
heeft echter niet constant behoefte aan Cultuur met een grote C en
qua breinloos entertainment is Peaches nog steeds de leverancier
par excellence. Elk nummer op dit derde album is namelijk
waanzinnig verslavend. De teksten zijn nog steeds transparante
niemendalletjes, maar ze slagen er wel in een puberale grijns op
het gezicht te toveren. “Be my moog and I’ll twiddle your knob /
Be my corn and I’ll nibble your cob / Now take my apples and start
to bob / You play the jewels and I’ll grab and rob” is nog maar
een fragmentje van ‘Hit it Hard’. Op papier ziet het er ronduit
belachelijk uit, maar overgoten met kitschy elektronica werkt het.
Het voordeel is dat Peaches ondertussen zelf ook snapt dat haar
gore bek niet langer innovatief is en daardoor doet ze al eens aan
zelfspot in haar teksten: “I wanna stick it / Bet you thought I
was gonna say in”, klinkt het in de heerlijke afsluiter ‘Stick
it’.
Verrassend klinkt ‘Impeach my Bush’ allerminst, maar toch is het
duidelijk dat Peaches voor deze plaat meer aandacht aan de
productie liet besteden. De tracks klinken meer af dankzij iets
complexere geluidslagen en ook van de variatie, die op de
voorgangers wat ontbrak, is werk gemaakt. Het ronduit geweldige
‘Tent in your Pants’ (what’s in a name?) brengt een
mengeling van electroclash en hiphop, die meteen aan collega
Princess Superstar doet denken. ‘Downtown’ is een staaltje campy
funk dat gerust in de Chic-collectie zou kunnen terechtkomen. Voor
enkele nummers wordt alweer voor een rockgeluid geopteerd en deze
brengen steevast de glam van de jaren tachtig in herinnering. Op
‘You Love it’ mag Joan Jett zich uitleven (hier en daar lijkt dit
wel de heropstanding van de B52’s), Josh Homme voorziet ‘Give ‘er’
van enkele summiere gitaarakkoorden en het geweldige ‘Do Ya’ heeft
het met recht en rede tot soundtrack van de Amerikaanse
GAP-campagne geschopt.
Peaches zal nooit een waar meesterwerk maken, maar in haar beperkte
genre spant dit album de kroon. Vergeet de politieke boodschap die
zogezegd in de plaat verwerkt zou zijn (verder dan de discoburka op
de hoesfoto en de woordspeling in de titel gaat deze niet), dit
album staat volledig in het teken van pure fun. En
vlekkeloos amusement is wat we voorgeschoteld krijgen, 13 nummers
lang. ‘Impeach my Bush’ vormt een kreukvrij parcours, enkel met het
al te voorspelbare ‘Get it’ en ‘Rock the Shocker’, dat wel heel
weinig om het lijf heeft, vervalt het album even in
middelmatigheid. Een nieuwe dosis Peaches mag wel even op zich
laten wachten, maar van deze portie heb ik toch weer ten zeerste
genoten.