Bij elke plaat die Pearl Jam de afgelopen tien jaar uitbracht, groeide de onverschilligheid en desinteresse. De laatste platen van Vedder en co. getuigden van een steriel, kil en zelfs muf vakmanschap zonder dat onberispelijke meer. En kijk: vier jaar na het suffe Riot Act brengt de band een album uit dat niemand nog had verwacht.
De titelloze achtste van Pearl Jam bevat alles wat hun vorige platen ontbeerden: passie, afwisseling, opwinding, diepte. Hij klinkt alsof de band de beste momenten van hun laatste vier albums heeft gerecycleerd in nieuw materiaal. Toch wordt er al te gemakkelijk en onterecht laatdunkend gedaan over No Code uit 1996 en Yield uit ’98, terwijl die platen genoeg nummers bevatten die Pearl Jam toen nog boeiend hielden. Terwijl “Given To Fly” nog een single was die stond als een huis, waren “Off He Goes”, “In Hiding” en “Hail Hail” windstoten die het uitdovende Jamvuur nog net deden opflakkeren.
Net op het moment dat er alleen nog maar wat as leek na te smeulen, verbergt het lullige hoesje van dit album enkele songs die de klankband vormen bij een al even indrukwekkende verrijzenis. Het klinkt als een opgenomen bokshandschoen, een ferme vuistslag tegen de schouders die steeds meer mensen alleen maar ophaalden bij het verschijnen van een nieuwe Pearl Jam-cd. Overal wordt geroepen dat het Pearl Jams beste is sinds Vitalogy uit 1994. Die vreugdekreten zijn terecht, zonder mee te stappen in het gemelk dat PJ sindsdien geen drie knappe noten achter mekaar meer heeft bijeengeschreven en -gemusiceerd. Al klinkt Pearl Jam voor het eerst sinds lang niet meer als een band die, om het “juk” van “supergroep” van zich af te gooien, alleen nog maar platen maakt waar alleen hijzelf plezier aan beleeft.
Het feest begint al met het openingskwartet van Pearl Jam, dat grote gelijkenissen vertoont met de eerste minuten van Vitalogy. Opener “Life Wasted” blaast meteen het stof weg van de vorige platen en klauwt eindelijk nog eens zoals “Last Exit” dat al zo heerlijk kon. Dat “Comatose” heel dicht tegen “Spin The Black Circle” aanschurkt, hoort iedereen, terwijl de felle single “World Wide Suicide” aan “Do The Evolution” van op Yield doet denken. Ook over “Severed Hand” geen kwaad woord: er zit veel meer pit en bezieling in dan in de meeste nummers op Binaural of Riot Act, maar dertien van zulke nummers was weer teveel van het gewoon goede geweest.
En net op het moment dat je je die bedenking maakt, komt “Marker In The Sand” als een verkwikkende, frisse bries aanwaaien. Met een juweel van een refrein en de knappe tempowisselingen, moet het een van de beste nummers zijn die Vedder en McCready de afgelopen vijftien jaar geschreven hebben. Het zijn vooral de laatste nummers die de plaat groots doen onderscheiden van zijn allesbehalve illustere voorgangers. “Gone” en “Come Back” tonen aan dat er nog bloed stroomt en een hart klopt in Pearl Jam. In “Gone” hangt Vedder een ook tekstueel mooi verhaaltje op over zijn ongeloof in de American Dream, over hoe hij eindelijk de moed bijeen raapt om alleen nog maar de achterlichten van z’n wagen over z’n thuisland te laten schijnen.
“Come Back” is eindelijk nog eens een intens meeslepend, puur, bloedmooi weemoedig nummer, een liefdesliedje met een sierlijke rouwband zoals we ze niet teveel, maar toch iets meer hadden willen horen na het onovertroffen, ja onovertrefbare “Black”. Het eerste nummer waarvoor Mike McCready de lyrics schreef, “Inside Job”, sluit de plaat ook nog eens elegant af, waarna het gevoel overheerst dat hij voorbij is gevlogen – en was dàt even lang geleden!
Dat deze zwaluw een prachtige lente in Pearl Jams carrière inluidt, is een veel te voorbarige conclusie. Maar na het meer dan puike akoestische live-document in Benaroya Hall van drie jaar geleden, mag deze al even puike verzameling sterke songs geen toeval meer zijn. Bovendien lijkt er een heel nieuwe vibe rond Pearl Jam te ontstaan. Voor het eerst sinds de catastrofe in Roskilde in 2000, ondernemen ze nog eens een Europese tournee, die de band ook — eindelijk! — naar het uiteraard direct uitverkochte Sportpaleis leidt. Van de vijftienduizend aanwezigen zal bijlange niet iedereen de plaat in huis halen, maar hij heeft op z’n minst de verdienste dat nostalgie niet de voornaamste reden is dat Pearl Jam volle Europese zalen lokt en dat ze de clichématige dooddoener “Vroeger waren ze beter” veel minder bitter zal laten klinken uit menig mond.