Een echt goeie film laat zich vaak kennen aan de mate waarin we als
publiek bepaalde hindernissen kunnen overwinnen, bepaalde zaken die
tussen ons en de film staan, kunnen vergeten. ‘M’ is bijvoorbeeld
een Duitse prent uit 1931, uit de vroegste dagen van de sprekende
film. De meeste kopies waarop hij te vinden is, zijn oud en
versleten. De acteerstijl erin getuigt vaak nog van de achtergrond
van de acteurs in de stomme film, waarin ze grote ogen en groteske
grimassen moesten trekken. Maar net zoals je in ‘Dogville’ na een tijdje niet meer zag dat
er geen decors waren, valt in het geval van ‘M’ de afstand van de
kijker tegenover de film na een tijdje weg. We zijn ons plots niet
meer bewust van de leeftijd ervan, de theatrale manier van acteren
of de technische onvolkomenheden. Wat we zien, is in de eerste
plaats een spannende thriller, die alle barrières van leeftijd
overstijgt om de kijker bij z’n nekvel te grijpen en niet meer los
te laten.
De plot speelt zich af in een niet nader genoemde Duitse stad, waar
een onbekende moordenaar al verantwoordelijk is voor de dood van
acht kinderen. De politie hangt overal waarschuwingen uit en loont
10.000 Mark uit voor iedereen die nuttige informatie kan geven,
maar zonder resultaat. De paranoia in de stad wordt steeds groter,
met bange burgers die elkaar gaan verdenken en zich om het minste
tegen elkaar gaan keren. Zelfs de georganiseerde misdaad, wiens
leven onmogelijk wordt gemaakt door de constante razzia’s van de
politie, besluit de handen in elkaar te slaan en een eigen
onderzoek op te starten. We horen een psycholoog in dienst van de
autoriteiten zeggen dat de moordenaar er waarschijnlijk heel
normaal uitziet, ‘een man die elke dag rustig naar z’n werk gaat of
gaat kaarten met z’n vrienden’, en inderdaad – Peter Lorre speelt
Hans Beckert, een crimineel die eruitziet als een koorknaap.
Naarmate zowel de politie als de plaatselijke gangsters steeds meer
een oogje in het zeil gaan houden, wordt het echter steeds
moeilijker voor hem om voort te gaan met z’n vreselijke
misdaden.
Eén van de knapste aspecten van ‘M’, is de manier waarop de
mentaliteit van een angstige, woedende meute wordt weergegeven: er
is een kindermoordenaar in de stad, de mensen voelen zich onveilig,
en wat is hun reactie? Het is allemaal de schuld van de flikken! Ze
willen het hier niet veilig maken, ze kunnen het hier niet
veilig maken, dus zullen we het zélf wel doen. Aan het einde van de
film zien we hoe de gangsters van de stad, met een grote groep
bange burgers aan hun zij, Hans Beckert een schertsvertoning van
een proces geven. Beckert beweert dat hij gedreven wordt door een
onweerstaanbare drang om z’n moorden te plegen, dat hij een ziek
mens is, maar het volk wil er niet van horen – allemaal excuses,
maak hem nu van kant, dan hebben we er later zeker geen last meer
van! Dàt is een typische nazi-mentaliteit – de mensen bang maken,
tot ze vanuit die angst het recht in eigen handen nemen en hun
eigen, kortzichtige vorm van rechtvaardigheid doordrijven. Fritz
Lang maakte ‘M’ in een tijd toen de nazipartij steeds meer aan
macht ging winnen, slechts twee jaar voor Hitler Rijkskanselier
werd en het Derde Rijk van start ging – in de gedragingen van de
burgers in de film, vallen de praktijken van het Herrenvolk maar al
te makkelijk terug te vinden: je creëert een publieke vijand, je
ontzegt die vijand alle menselijkheid en je liquideert hem. Het is
dan ook geen wonder dat de nazi’s de film in 1934 verboden. Zowel
Fritz Lang als Peter Lorre (een jood) vluchtten naar de VS en ‘M’
werd in de jaren vijftig herontdekt als een meesterwerk.
Maar die status van meesterwerk kwam er niet alleen omdat de film
fungeert als een tijdsdocument. Ook visueel valt er hier enorm veel
te beleven: Fritz Lang beweegt zijn camera met een inventiviteit en
vrijheid die voor de vroege jaren dertig werkelijk fenomenaal was.
Tijdens de openingssequens zien we de camera al inrijden op een
vrouw die op een overloop staat, waarbij het ding schijnbaar door
de leuning van een trap heen beweegt. Later krijgen we een waar
huzarenstukje in een armenhuis, een gebouw waar bedelaars en
landlopers voedsel en een bed kunnen krijgen: Lang laat z’n camera
doorheen heel dat gebouw bewegen, in één lang shot, ondanks het
feit dat er tafels en andere rekwisieten in de weg staan en ondanks
het feit dat hij zich van kamer tot kamer moet kunnen verplaatsen
zonder een beeldovergang te gebruiken. Meer dan veertig jaar voor
de steadicam werd uitgevonden, is dat shot er eentje waarvan ik me
oprecht zat af te vragen hoe ze dat in godsnaam voor elkaar hadden
gekregen.
Buiten het camerawerk maakt Lang ook gebruik van een aantal
vindingrijke montagetechnieken: zo krijgen we vroeg in de film een
telefoongesprek te horen tussen de inspecteur die de moordzaken
onderzoekt en zijn commisaris. Terwijl de inspecteur verslag
uitbrengt van de maatregelen die er worden genomen, zien we een
montage van de bewuste politie-acties waar hij over spreekt – beeld
en geluid bevinden zich op dat moment op twee verschillende
tijdlijnen, maar ze versterken elkaar. Tegenwoordig is dat een
standaard manier van werken geworden, maar voor die tijd was dat
een ongebruikelijke techniek. Later in de prent worden een
vergadering van de politie en één van de maffiabazen door elkaar
heen gemonteerd – ze hebben het over hetzelfde (hoe ze de
moordenaar gaan vangen) en ze gebruiken grosso modo dezelfde taal.
Wat Lang in die scène doet, is niet alleen een mooi staaltje van
cross cutting tussen twee scènes geven, maar ook tussen neus en
lippen de vraag stellen wat nu eigenlijk het wezenlijke verschil is
tussen de politie en de gangsters.
De manier waarop de regisseur geluid gebruikt, is ook erg
interessant – ‘M’ is een film die erg door dialoog wordt gedreven,
maar op sommige sleutelmomenten houdt Lang z’n scènes simpelweg
doodstil. Let op een scène waarin de politie een grootscheepse
razzia uitvoert op een louche café: auto’s rijden aan, agenten
nemen hun plaatsen in… Maar we horen absoluut niets. Tot de
eigenlijke razzia begint, en dàn krijgen we eindelijk alles te
horen in een kakofonie van geluidseffecten die eens zo luid lijkt
in contrast met de stilte die voorafging. Lang maakte hier z’n
eerste geluidsfilm, maar hij toont hier een enorme beheersing door
van het geluid een zoveelste element te maken dat bijdraagt aan het
verhaal.
Dat alles zijn zaken waar een ‘gewone’ filmliefhebber misschien
niet van zal wakker liggen – cameravoering, geluid… Laat ons
eerlijk zijn, who cares? Maar op een subtiel, onderbewust
niveau spelen al die dingen mee om van ‘M’ te maken wat het in
eerste instantie nog steeds is: een soms razend spannende thriller,
met suspensescènes die zich nog steeds kunnen meten met het beste
van wat er de laatste decennia geproduceerd is – Peter Lorre die
vastzit op de zolder van een kantoorgebouw! Dat bezwete gezicht
alleen al! ‘M’ is een hoogtepunt in de filmgeschiedenis, een prent
waar het nog steeds leuk is om naar te kijken, zelfs afzonderlijk
bekeken van alle historische of cinefiele waarde.