Er zijn maar weinig films waar zo mee geklooid is over de loop der
jaren als Fritz Langs science fiction meesterwerk ‘Metropolis’. De
film beleefde z’n première in 1927 met een lengte van maar liefst
207 minuten, maar ongeveer een vierde van dat materiaal moet
tegenwoordig als onherroepelijk verloren beschouwd worden. De
gangbare editie die op dvd verkrijgbaar is, is 118 minuten lang, en
wordt af en toe onderbroken door een tekst, die aangeeft wat er
gebeurde in de verloren scènes die hier normaal gezien hadden
moeten komen. In de jaren tachtig werd deze klassieker zelfs met
voorbedachte rade gekneveld, verkracht en doodgewurgd, toen er een
versie van slechts 80 minuten werd gemonteerd, met toevoeging van
kleurentinten en een typische eighties soundtrack
gecomponeerd door Giorgio Moroder (en wie diens gruwelmuziek voor
‘Scarface’ heeft gehoord,
zal begrijpen dat dat weinig minder dan heiligschennis betekende,
gepleegd door mensen met weinig merkbaar begrip van het medium film
en nog minder respect ervoor).
Tegenwoordig moeten we het dus stellen met de gerestaureerde 118
minuten-versie, en hoewel deze editie ver van compleet is (kijk
eens op zolder of er misschien nergens stoffige filmspoelen
liggen), kan de grootsheid van Langs visie voor ‘Metropolis’ niet
onderdrukt worden. Oké, het verhaal springt van de hak op de tak en
de boodschap is naar huidige standaards naïef, maar voor een film
van ’27 is de visuele grandeur van deze productie diep
indrukwekkend. ‘Metropolis’ was het hoogtepunt en volgens velen ook
het eindpunt van het Duits expressionisme – dat, en het feit dat de
film geproduceerd werd in de tijd van het opkomend nationaal
socialisme (we spreken en schrijven slechts zes jaar voor de nazi’s
aan de macht kwamen), heeft ervoor gezorgd dat hij een cruciale rol
is gaan spelen in de filmgeschiedenis.
De plot speelt zich af rond het jaar 2000, in die tijd de verre
toekomst. De wereld is opgedeeld in de Denkers, die bovengronds een
gezapig leventje leiden, en de Arbeiders, miserabele schepsels die
diep onder de aarde alle arbeid verrichten. Bedenker van dit fijne
systeem is Joh Fredersen (Alfred Abel), een steenrijke zakenman die
samenwerkt met zijn eigen gekke geleerde, Rotwang (Rudolf
Klein-Rogge). Ooit wil ik ook rijk genoeg zijn om er m’n
persoonlijke gekke geleerde op na te houden.
De Arbeiders hebben echter een leidster gevonden in de persoon van
Maria (Brigitte Helm), die regelmatig groepen kinderen naar de
oppervlakte brengt om hen daar te confronteren met het
onrechtvaardig luxueuze leventje van de Denkers. Het is op één van
deze trips dat Maria gezien wordt door Freder Fredersen (Gustav
Fröhlich), de zoon van Joh. Freder is danig onder de indruk van
deze niet onaantrekkelijke madame, en waagt zich onder de grond in
het rijk van de Arbeiders. Voor het eerst komt hij tot de
vaststelling wat voor lijden vooraf gaat aan zijn comfort, en hij
besluit maatregelen te nemen. Ondertussen echter, zijn Freder en
Rotwang zich zorgen beginnen te maken over de ophitsende rol die
Maria speelt onder de Arbeiders, en ze beslissen de dame te
vervangen door een robot in haar gelijkenis.
En dat is nog maar het begin van een plot die zich verder vertakt
in verschillende richtingen, en waar op den duur nauwelijks nog
logica in terug te vinden valt. Personages worden geïntroduceerd,
enkel om na een tijdje simpelweg weer afgevoerd te worden (denk
maar aan de Arbeider wiens plaats Freder inneemt), nieuwe
plotelementen worden schijnbaar willekeurig geïntroduceerd, nog
voor een vorige verhaallijn definitief vorm heeft kunnen nemen.
Neem bijvoorbeeld een scène aan het begin van de film: Freder is
net terug van zijn eerste excursie onder de grond en confronteert
zijn vader met wat hij gezien heeft. Maar Joh is ondertussen al
bezig met iets helemaal anders: er zijn plannen gevonden bij een
aantal Arbeiders, die suggereren dat er geheime ontmoetingen
plaatsvinden. Waarom wordt die scène niet gebruikt om het conflict
tussen vader en zoon uit te werken, waarom vindt Lang het nodig om
meteen ook met iets anders te beginnen? Joost mag het weten, maar
je moet natuurlijk wel rekening houden met het feit dat ongeveer
anderhalf uur film nog steeds niet teruggevonden of gerestaureerd
is – allicht is de prent in z’n volledige versie heel wat
samenhangender.
De boodschap van de film – want uiteraard wàs er één – wordt
duidelijk gemaakt via een slogan die aan het begin en einde in
beeld verschijnt: “Het brein en de handen kunnen elkaar nooit
begrijpen indien het hart niet als bemiddelaar optreedt”. Dat is
een dubbelzinnig boodschapje, als je er even over nadenkt. Die
wereldvisie houdt immers in dat er geen twijfel kan bestaan over
een bepaalde hiërarchie in de wereld – er zijn arbeiders en er zijn
denkers en die twee groepen mogen niet door elkaar worden gehaald.
Het enige dat ze er wél bijzeggen, is dat de denkers hun arbeiders
op een humane manier moeten behandelen, omdat er anders wel eens
problemen zouden kunnen komen – problemen zoals het ontstaan van
rebellen zoals Maria, wiens woorden en daden een nauwelijks
verholen verwijzing zijn naar het bolsjevisme. Het is bekend dat
Hitler en Goebbels grote fans waren van ‘Metropolis’ – eens ze aan
de macht waren, vroegen ze aan Fritz Lang om films te maken voor
het Derde Rijk. Lang bedankte feestelijk en vertrok stante pede
naar Amerika, maar zijn echtgenote en de schrijfster van het
scenario, Thea von Harbou, bleef achter en werd lid van de
nazi-partij.
Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat ‘Metropolis’ nazi-propaganda
is, maar wel dat de film zich makkelijk leent tot het soort
interpretatie waar Lang zelf niet achterstond – is de wereld van
‘Metropolis’ corrupt omdat het vertrekt vanuit een hiërarchische
samenleving waarin de Denkers zich verheven voelen boven de
Arbeiders, of is ze enkel tot falen gedoemd omdat ze niet efficiënt
genoeg is in het tevreden stellen van die Arbeiders?
Waar ‘Metropolis’ voornamelijk voor herinnerd wordt, is natuurlijk
z’n visuele stijl – geïnspireerd door een reis naar New York die
Lang maakte, is de Metropolis van 2000 een stad vol gigantische
wolkenkrabbers, en de regisseur structureert z’n beelden dan ook
navenant: strakke verticale lijnen domineren alles, doorbroken door
de horizontale elementen van autowegen die vele meters boven de
grond de mensen vervoeren. Onder de grond treffen we dan weer een
wereld aan die wordt gedomineerd door machines, zo groot dat ze de
mensen reduceren tot nietige insecten. We krijgen talloze close-ups
van draaiende mechanismen en oprijzende stoom. Ook zien we de hele
film lang klokken terugkomen: niet alleen letterlijk, maar ook in
het ontwerp van de machine waar Freder Fredersen aan gaat werken.
Tijd is natuurlijk erg belangrijk in een maatschappij die bovenal
gericht is op efficiëntie, en door in het ontwerp van de machines
continu te verwijzen naar de aanwezigheid van klokken, weet Lang
dat idee op een subtiele manier in leven te houden. De visuele
pracht en praal van ‘Metropolis’ zou nog van invloed zijn op
Kubricks ‘2001’, George
Lucas’ ‘Star Wars’ en Ridley Scotts ‘Blade Runner’.
Eens een film een dergelijke reputatie heeft bereikt als Langs
‘Metropolis’, wordt het moeilijk om nog termen te hanteren als goed
of slecht. De prent heeft duidelijk zijn gebreken: de plot hangt
soms met haken en ogen aaneen, en de moraal leent zich makkelijk
voor twijfelachtige interpretaties. Maar het is wél nog steeds twee
uur immens boeiende cinema, de grafische visie van de regisseur is
ronduit briljant en de status van ‘Metropolis’ in de
filmgeschiedenis kan door niemand worden betwist.