Een aanrader voor al die mensen die winter en zomer lopen te
zeuren over het weer: in ‘The Day After Tomorrow’ vallen
hagelstenen zo groot als golfballen uit de lucht, wordt Los Angeles
aan flarden gerukt door twisters en wordt New York helemaal onder
water gezet door een vloedgolf waar zelfs Noah himself z’n
rubberen botinnen voor uit de kast zou halen. Dat Eddy De Mey dàt
nog mag meemaken! Roland Emmerich, de regisseur van dit vrijwel
geheel uit CGI opgetrokken epos, houdt ervan om af en toe eens een
paar steden in puin te leggen (je bent een Duitser of je bent het
niet): in ‘Independence Day’ hadden de aliens het gedaan, in
‘Godzilla’ een flink uit de kluiten gewassen hagedis, ditmaal zijn
het de weergoden. De films waarin hij dat doet, onderscheiden zich
doorgaans niet bepaald door hun cinematische visie of
originaliteit, maar heel af en toe valt er ook wel wat leute mee te
beleven. ‘The Day After Tomorrow’ is oliedom volksvermaak waar
niemand als een beter mens dreigt buiten te komen, maar ik mag
doodvallen als ik me er niet mee heb geamuseerd.
Dennis Quaid is weer helemaal terug van weggeweest als Jack
Hall, een klimatoloog in dienst van de Amerikaanse regering die al
zo lang wakker ligt van het broeikaseffect dat hij er een
permanente frons tussen z’n wenkbrauwen aan heeft overgehouden. ‘De
opwarming van de aarde – frons – kan ervoor zorgen – frons – dat er
een nieuwe ijstijd aanbreekt,’ deelt Quaid ons mee met zijn meest
fotogenieke frons. ‘Misschien over honderd jaar – frons – misschien
pas over duizend. Frons. Maar het zal gebeuren.’
Quaids woorden zijn nog niet koud, of weerdiensten overal ter
wereld (nuja, in Nova Scotia en in de VS, maar in dit soort film is
dat wereld genoeg), melden een radicale val in de temperaturen.
Apocalyptische stormen staan op het punt om los te barsten en
dreigen binnen dit en twee weken het hele noordelijke halfrond te
veranderen in een ijspiste. Orkanen, regen, sneeuw, hagel – na
ongeveer drie kwartier van ‘The Day After Tomorrow’ zit je enkel
nog te wachten tot de kikkers uit de hemel gaan vallen.
Aanvankelijk volgen we nog een aantal wetenschappers (waaronder de
immer betrouwbare Ian Holm), die wanhopige pogingen ondernemen om
de overheid tijdig op de hoogte te brengen van het gevaar, maar
waar de film tenslotte op uitdraait, is de overlevingsstrijd van
Quaid en zijn zoon Jake Gyllenhaal, die vastzit in de Centrale
Bibliotheek van Manhattan.
Het is daar dat deze film zich het duidelijkst onderscheidt van
eerdere voorbeelden als ‘Independence Day’: ‘The Day After
Tomorrow’ concentreert zich op een beperkt aantal personages en de
manier waarop zij proberen om levend uit die storm te komen.
‘Independence Day’ ging in de fout door er veel te veel
verhaallijnen bij te sleuren, die op het einde op de één of andere
manier allemaal samen moesten komen voor de finale. Met het gevolg
dat je een film kreeg die te lang duurde, té bombastisch was. In
‘The Day After Tomorrow’ krijgen we dan wel via televisieberichten
te horen dat het in Europa en Japan ook een behoorlijke bende is,
maar daar krijgen we niets van te zien. Je kunt dat gaan
bekritiseren met het gebruikelijke argument dat “het einde van de
wereld as we know it weer een uitsluitend Amerikaans
fenomeen is”, maar dat lijkt me niet helemaal eerlijk. Tenslotte
wordt er in de VS ook maar geconcentreerd op twee steden: New York
en Los Angeles. Emmerich vernauwt deze keer z’n visie – het
verhaal, such as it is, speelt zich af op een beperkter
schaal. En daarmee vermijdt de regisseur voor een keertje
overkill. We komen de bioscoop buiten en we zijn niet
helemààl platgeslagen met speciale effecten.
Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat Emmerich nu plots zo’n
goeie filmmaker is geworden: alle cliché’s van het genre zijn
alweer volop vertegenwoordigd, zoals daar zijn: de obligate hond
die alles overleeft, de imbeciele autoriteitsfiguren die niet naar
rede willen luisteren, de gescheiden man en vrouw die inzien dat ze
eigenlijk nog steeds van elkaar houden, en de jonge held
(Gyllenhaal) die er tussen het verzuipen en bevriezen door zowaar
zelfs in slaagt om nog een lief op te scharrelen ook. Hoe doén die
filmfiguren dat?!
Bovendien lepelt Emmerich de melodramatiek er soms vingersdik
bovenop: waar is het voor nodig om bijvoorbeeld een zesjarig
kankerpatiëntje in het verhaal te introduceren? Nergens voor, maar
als er iets is waarmee je een publiek kunt manipuleren, dan is het
dat wel. Andere goedkoop-emotionele truken van de foor zijn pakweg
een scène waarin een man zichzelf opoffert opdat z’n twee maten
zouden kunnen overleven, en een stelletje klimatologen die weten
dat ze nooit levend uit hun lab zullen raken en dan maar
broederlijk besluiten een borrel te drinken. Voeg daar nog een een
voor de hand liggend ecologisch boodschapje aan toe (“De mensheid
kan – frons – overleven, als hij maar leert – frons – uit z’n
fouten”, dixit Quaid), en u hebt wel zo’n beetje deze film.
Inhoudelijk is dat dus drie keer niks, maar goed: wie gaat dan
ook naar deze film kijken voor de inhoud? De belangrijkste vraag is
niet of de personages in iambische pentameters spreken, maar wel of
het fun is, of er wat te beleven valt. En jawel, er valt wat
te beleven. De speciale effecten zijn oprecht indrukwekkend en
Emmerich heeft ondertussen ook wel geleerd hoe hij suspense kan
opbouwen. We zien een enorme muur van water door de straten van New
York sjezen, onze helden spartelen voor hun leven in de richting
van de bibliotheek waar ze zich zullen verschansen. Zullen ze er op
tijd raken? Ja, ’tuurlijk wel, maar het is wél knap in elkaar
gestoken – hoe obligaat de situatie ook mag zijn, je zit wél
plotseling op het puntje van je stoel. Goedkope manipulatie van het
publiek wérkt, anders zou het niet zo goedkoop zijn. Emmerich weet
overigens ook hier en daar een vleugje humor toe te voegen – een
verslaggever in een helikopter kijkt toe hoe heel Los Angeles
uiteen wordt gereten, maar gilt hysterisch: “Oh my God! The
Hollywood sign is gone!” Later in de film moet de Amerikaanse
president verschillende Zuid-Amerikaanse landen beloven om de
nationale schuld kwijt te schelden voordat vluchtende burgers van
de VS binnenmogen. Cool!
Twee vreemde bedenkingen: ten eerste worden in de eerste helft
van de film verschillende personages opgebeld om op de hoogte
gebracht te worden van de uitzonderlijke weersomstandigheden. Let
erop hoe àl die mensen eerst en vooral naar hun tv of hun computer
gaan kijken, voordat ze eraan denken om even uit het venster te
kijken welk weer het is. En ten tweede: het vreemde optimisme
waarmee de film toch weer moet eindigen. Heelder diersoorten zijn
uitgestorven aan het einde van de storm, ontelbare massa’s mensen
zijn eraan, maar we krijgen een speech van de president, waarin de
brave man lijkt te willen zeggen: “Oké, het was erg, maar
wij zijn er toch maar lekker levend uitgekomen!” Vreemde
jongens, die Amerikanen.
‘The Day After Tomorrow’ is in essentie popcornvertier voor
tieners. Het is onnozel, ja, maar zolang u maar weet wat u kunt
verwachten, is het best nog wel lollig om naar te kijken. Mét
overschoenen en parka aan, als het even kan.
http://www.thedayaftertomorrow.com/