Mijn verhouding met Die Anarchistische Abendunterhaltung gaat al
zo’n dikke 10 jaar mee. Op vakantie in het zonovergoten zuiden van
Frankrijk, hadden mijn ouders met enkele bevriende gezinnen een
kleine, idyllische camping gevonden. Verstopt tussen de dorre,
uitgedroogde heuvels, aan een riviertje dat zorgde voor een oase
aan groen, alwaar ik mij als broekventje mij danig kon uitleven.
Kortom, de perfecte pleisterplaats voor wie het niet zo heeft voor
drukke stranden, bierbuiken en roodverbrande toeristen allerhande.
Zo moet een vijftal Antwerpse jongeren daar ook over gedacht
hebben, want ze sloegen hun tenten op diezelfde camping op.
’s Avonds, toen ik frisgewassen uit de douche stapte en de camping
zich opmaakte voor een heerlijk rustige zomernacht, werd iedereen
uit z’n vaste rituelen gehaald door uiterst aangenaam klinkende
muziek. Rond een vuurtje hadden de vier gasten en hun (toen nog)
zangeres zich geïnstalleerd en oefenden ze oerversies van hun
eerste nummers. Niet veel later zat de hele camping verzameld rond
hun plekje, met grote bewondering luisterend naar, wat later bleek,
Die Anarchistische Abendunterhaltung.
Toen in de loop van het daaropvolgende jaar hun debuut verscheen,
werd dat hier dan ook meteen in huis gehaald. De muziek had niets
aan kracht of intensiteit ingeboet, integendeel. Nooit klonk
klassieke muziek zo modern, met weerhaakje, op het randje van pop
en onplaatsbaar in het muzieklandschap. Geheel akoestisch, met een
viool, accordeon, cello en klarinet creëerde DAAU een enorm vol en
eigen geluid.
Na hun debuut verlegden de Anarchisten hun grenzen, door op de
volgende drie langspelers meer elektronica en andere instrumenten
toe te laten. Niet dat het slecht werd, maar voor mij was de magie
er wat af en geniale stukken muziek als de ‘Drieslagstelsel’
behoorden tot het verleden. Muzikaal was het zeker nog sterk, ik
miste alleen de intensiteit die uitging van het debuut.
Maar Die Anarchistische Abendunterhaltung is terug. Ten zeerste
benieuwd naar het nieuwe werk, dat volgens de aankondigingen weer
back to basics was, kocht ik dan toch maar ‘Tub Gurnard
Goodness’, om er meteen aan verslingerd te raken. Vanaf opener ‘My
Goodness! Poetry.’ klinkt DAAU weer zoals DAAU moet klinken: een
cello die gevaarlijk aanzwelt vanuit het donker, met daarbovenop de
andere instrumenten die de klankkleur vorm geven en samen op een
onafwendbaar hoogtepunt afstevenen… Om dan weer opnieuw te
beginnen. In kleine variaties, steeds met een herkenbaar thema en
toch onvoorspelbaar. Op elk moment kan het nummer ontvlammen,
opnieuw beginnen of een totaal andere richting uitgaan. Het ene
moment zijn ze ogenschijnlijk opgewekt, terwijl ze de volgende
seconde weer het grootste gevoel voor drama kunnen vertolken.
Natuurlijk blijven er ook wel restjes over van hun vorige
avonturen. Eén enkele keer mag de onvermijdelijke Angelique Willkie
de vocale stilte onderbreken of zijn er drums aanwezig. Maar zelfs
het reggae/dub klinkende ‘Funny Little Feeling’ kan mij onder een
stralend lentezonnetje ten zeerste bekoren. Ook de cover van
Radioheads ‘2+2=5’ is uiterst geslaagd, tenminste als je hem
beluistert als een DAAU-song en niet als eentje van Thom Yorke en
co.
De songs op ‘Tub Gurnard Goodness’ mogen in tijdsduur dan wel
beperkter zijn dan op het titelloze debuut, het zijn wel 12 parels
die ervoor zorgen dat ik deze Antwerpenaren weer tot mijn absolute
favorieten reken.
DAAU :: Tub Gurnard Goodness
9
Release:
2004
Radical Duke Entertainment