Kamermuziek vertalen naar een rockpodium, het lijkt een onmogelijke opdracht, maar bij Die Anarchistische Abendunterhaltung ofte DAAU gebeurt het nu al vijftien jaar met de vingers in de neus. Door de toevoeging van een ritmesectie op Domestic Wildlife, ondertussen al de vijfde studioplaat van het anarchistische collectief, komt hun rockattitude extra goed uit de verf.
Na het terug-naar-de-akoestische-roots-album Tub Gurnard Goodness uit 2004 mocht het blijkbaar allemaal weer iets steviger en pittiger. Het kwartet, met cello, klarinet, viool en accordeon, is sinds de zomer van 2004 een sextet geworden. De gelederen werden versterkt met een ritmesectie: drummer Geert ’Bootsie’ Budts en contrabasspeler Fré Madou — ondertussen opgestapt en vervangen door Hannes d’Hoine. De new kids on the block timmerden ook mee aan de plaat. Dit is de eerste keer dat extra musici betrokken werden in het hele proces van repeteren, componeren, opnemen en de productie van een DAAU-album. Resultaat: de groep klonk nooit organischer.
Aftrappen doet de plaat op kousenvoeten: in het werkelijk bloedmooie "Lounja La Gazelle" neemt de accordeon de klarinet wiegend in de armen. Viool, drums en cello nestelen er zich zacht tegenaan, in een cocon van geborgenheid. Luister en geniet, dit is de gedroomde soundtrack bij melancholische overpeinzingen.
Na de openingstrack is het grotendeels gedaan met downtempo lieflijke zoetigheid. De zes houden wel van potige songs waarin ze wild tekeer kunnen gaan op hun instrumentarium. In "Aufhören" barst zo’n muzikaal onweer los, en ook in "Highway Tiger" worden jachtig de grenzen van vingervlugheid op een instrument afgetast, evenwel zonder ook maar een moment de structuur van de song uit het oog te verliezen.
De sound van Domestic Wildlife put uit de live-ervaring die de groep opdeed tijdens een Europese tour van anderhalf jaar, en dat is er duidelijk aan te horen. Het speelplezier en -gemak spat bij momenten van de nummers. Zo trekt een hortende en stotende accordeon "Pedanterie" op gang, waarna de rest van het instrumentarium vrolijk over elkaar heen buitelt. La Cucaracha haz been drrinking tooo muche rhuuuum with hiz ancestors, zo vat DAAU het zelf samen. Dit is inderdaad aangeschoten wild, op de loop voor drieloopsgeweren en ander onheil.
De continue aanwezigheid van drum en contrabas zorgt ervoor dat er meer dan ooit op de heupen gemikt wordt. "Wish You Were Hit" komt zelfs ronduit funky uit de hoek. Gas wordt afwisselend bijgegeven en teruggenomen. De bruuske tempoversnelling in het midden noopt zelfs tot enig headbangen. Faut le faire!
Zo mooi als DAAU kan betoveren, zo grondig kunnen ze soms ook op de zenuwen werken. Songs van acht minuten vragen al de nodige bereidwilligheid van de toehoorder, en als die songs dan ook nog eens nergens naartoe gaan, bereikt de ergernisbarometer helemaal een hoogtepunt. "Nowhere Beach" is zo’n stuurloos geval, de tempowisselingen en rare geluidjes zijn plots niet meer clever, maar ronduit vervelend. Gelukkig is alleen deze song in dat bedje ziek.
De vijfde DAAU laat vooral een volwassen groep horen die met groot gemak klassiek, rock, jazz en folk in de mixer gooit en er erg smakelijke mengsels van weet te brouwen. Alsof dat de vanzelfsprekendheid zelve is. Van te genieten op een podium near you.