Wie ‘IJsland’ en ‘muziek’ zegt, heeft het over Björk en Sigur Ros. Behalve wie jong, Europees en up-to-date is, want die doelt tegenwoordig op het piepjonge kwartet Múm.
Uitverkochte concerten en erg goede recensies laten er geen twijfel over bestaan. Múm is trendy en raakt veel mensen. Of zijn het de groepsleden die bekoren? Twee warrige computerfreaks (Örvar Þóreyjarson Smárason en Gunnar Örn Tynes) en een hoogst charmante, klassiek geschoolde tweeling (Gyða en Kristín Anna Valtýsdóttir) met de meest uiteenlopende individuele interesses: van metal over computergame-muziek tot klassiek. Dat de vier toch prima complementair zijn, bewijzen projecten uit het verleden: ze speelden reeds in een covergroepje, maakten een toneelstuk voor kinderen en gooiden enkele jaren geleden al hoge ogen met hun Múm-debuutplaat Yesterday was dramatic – Today is OK.
Finally we are no one gaat verder op de ingeslagen weg: akoestische instrumenten (bas, viool, trompet, accordeon) worden in een ijzig elektronisch landschap in het gareel gezet en over elkaar geschoven. Klikjes en tsjakjes geven een bevreemdende structuur die soms even ritmisch en opzwepend is, dan weer vals en breekbaar. De liedjes lijken eenvoudig maar zitten vol kleine weerhaakjes. Tellen ontbreken, melodietjes worden ingezet maar krimpen meteen weer in elkaar, vreemde noten schurken gemeen tegen de toonaard aan. Vergeet de afgelikte loungetoestanden. Dit relaxeert.
Er weerklinkt kritiek over de magere, minimalistische melodielijnen. Inderdaad zijn de vreemd getitelde liedjes nauwelijks ‘songs’ te noemen. Muzikale thema’s zijn minimaal, tekstuele of inhoudelijke thema’s zijn er al helemaal niet. De titels van de nummers hebben naar eigen zeggen niet de minste betekenis, verwijzen naar toevalligheden tijdens de opnames, maar zijn inspirerend voor de fantasievolle luisteraar. De reden waarom twee van de titels trouwens het woord swimmingpool bevatten, is louter dat ze speciaal gemaakt zijn voor een zwembadoptreden, waarbij de toeschouwers op het water dreven, achterwaarts hun oren onderdompelden en genoten van Múm-muziek die door onderwaterluidsprekers klonk… Bovendien komen de mysterieuze titels evengoed voor in andere tracks, wat het geheel nog meer homogeen maakt, zonder dat er onafhankelijke nummers kunnen afgebakend worden.
Maar dat wil allemaal niet zeggen dat Múm niet zeer goed weet waar het mee bezig is. Behalve een jammerlijke opnamefout in sleep/swim (net alsof de cd een halve seconde hapert), is Finally we are no one feilloos geproduced. De muziek mag dan rustgevend als een klaterend bergriviertje zijn, onderweg zijn er enkele onverwachte warmwaterbronnen. Climaxen zijn het begeesterende I can’t feel my hand any more, it’s all right, sleep still, en de percussie-crescendo in afsluiter The land between solar systems. De groep heeft tenslotte niet alleen een eigen, succesvol geluid, maar ook acht voeten die stevig op de grond staan. Ingetogen en vol bescheidenheid ontbreekt het deze vriendelijke mensen aan elke arrogantie die bijvoorbeeld de Belgische rockers ten voeten uit tekent. Slaat u er maar de dankwoordjes op na die, vol spellingsfouten, vermelden dat ene Orri recorded some stuff, blew trumpet and there it is. Of, Samuli banged things, scraped things on the floor and built rhythms. Dat vertedert.