‘Fuck Yeah, Antwerp!’ Voor de tweede keer spelden de ballonletters van Flaming Lips het adres van De Roma. Een enthousiast vrijdagavondpubliek onthaalde de band als thuishelden, want met een integraal Yoshimi Battles The Pink Robots mocht het lekkers verwachten.
Yoshimi Battles The Pink Robots, dat was The Flaming Lips op zijn hoogtepunt. Was The Soft Bulletin met dat “Race For The Prize” de plaat van de doorbraak voor een bende misfits en freaks die dan al meer dan een decennium in de marge rommelden, dan was die tiende plaat uit 2002 die van de bevestiging. Vanaf dan ontpopte Wayne Coyne zich live definitief tot de hogepriester van wat nog het best kon worden omschreven als levensbevestigend psychedelisch carnaval. Op optredens van The Flaming Lips is nooit iets te gek of te bizar om niet geprobeerd te worden, en zo is het ook vandaag.
Geen eenhoorn, deze keer, natuurlijk wel: reusachtige roze robots die zich opblazen terwijl Coyne met een cavalerietrompet ten aanval blaast. “Welkom.” “The test begins now”, zegt een stem gewichtig, en dat klopt, want het is zoals de tracklist vereist “Fight Test” dat wordt ingezet. Het is een begin vol confetti – robotvormig, dat spreekt – dat meteen in de roos schiet, een topnummer waarin onvermijdelijkheid de boventoon voert. Coyne zingt het allemaal nog wat onmachtig, precies zoals dat hoort. Een sterke zanger is hij nooit geweest, maar met dat wankelen was hij altijd net de verpersoonlijking van hoe we zelf allemaal kwetsbaar zijn.
Dat de melodie wel heel erg veel weg heeft van iets van Cat Stevens? Gesettled buiten de rechtbank, mijnheer, en ook: dat bevordert het meezingen. Want karaoke is het met alle teksten geprojecteerd in zijn beste momenten, en geen beter moment daarvoor dan “Yoshimi Battles The Pink Robots, pt. 1”. In eenvoudige woorden over akoestische gitaar legt Coyne de plot van zijn halfslachtige conceptplaat bloot: een Japans meisje gaat in dienst van haar stad de strijd aan met roze robots. U lacht, wij zongen mee: “she has to discipline her body – Oh Yoshimi!”. Scifi folk? Dat zeiden we toen ook al.
Concerten van Flaming Lips gaan altijd als volgt: eerst een paar knallers van songs op een bedje van confetti en bombast op het podium, vervolgens wordt het moeilijker en vreemder over die kronkelende baslijnen van Steven Drozd, terwijl er rond de muzikanten nog meer mayhem uitbreekt. Ook Yoshimi is zo opgebouwd, dus aan die modus operandi hoefde niets gewijzigd, en vanaf “Yoshimi Battles The Pink Robots, pt. 2” duikt de band dat psychedelische, veelkleurige gat in. Meer confetti? Meer confetti. En doe er ook maar wat slingers bij.
Voor “Are You A Hypnotist?” wordt een gigantische spiegelbol uitgerold, een reuzenregenboog blaast zich op voor “Do You Realize?”. En daarmee zijn we aan de andere kant van het gat, bij die derde hitsingle. “Ga even niet naar de WC”, pleit Coyne, “maar keer je naar de mensen met wie je kwam. Of naar een vreemde. En laat ze weten dat je ze graag ziet.” Wat volgt is een pleidooi voor liefde in het licht van de onontkoombaarheid van onze sterfelijkheid. Als de laatste zilveren confetti neerdwarrelt schiet ons “Rafters” van Antony Szmierek te binnen, en diens “I worked out the meaning of everything”. Optredens als dit maken het leven steevast even draaglijker. Heel even, en dus zingt Coyne “All We Have Is Now”.
Toch hapert dit als integrale uitvoering. “Keep going” moet Coyne na elk nummer het applaus blijven aanmanen, want de roadies hebben steevast tijd nodig om weer de volgende gekkigheid klaar te zetten. Waar Yoshimi als blinkend schijfje vloeide, stokt het als concert. Je hoort geen plaat, maar elf losse nummers. En dat is jammer, zeker als afsluiter “Approaching Pavonis Mons By Balloon (Utopia Planitia)” na zo’n break niet meer dan een korte instrumentale afsluiter is. Nog een keer blazen de roze robots zich wiegend op, nog één keer robotconfetti. En dan weer die klaroen als uitgeleide.
Tijd voor pauze, en die wordt zoals in elke stad op deze tour afgebroken met muziek van lokale helden. IDLES in Bristol, The Smiths in Manchester, wij brullen mee met “Pump Up The Jam”, want veel meer kennen Amerikanen niet van Belgische muziek. Terwijl de band zich dat in bizarre hitje “She Don’t Use Jelly” stort, worden grote ballonnen het publiek in geschopt. Het kind in elk van ons springt om ze mee te kunnen wegduwen, zingt mee met dat “Vaaaaa-seline”.
Een eindeloze bindtekst over hoe hun vriendin en countryster Kacey Musgraves eens LSD heeft genomen – clou van het verhaal: ze heeft eens LSD genomen – leidt naar “Flowers Of Neptune 6”. Coyne heeft voor de gelegenheid een bloemenmasker opgezet dat Peter Gabriel naar de kroon steekt. Weer scifi folk dus? Yup. En ook zoveel meer.
De ongein volgt elkaar nu in sneltempo op. Zwieren met een lamp in het donker? “Pompeii Am Götterdämerung”. Een superwomanpak? Natuurlijk hoort dat bij “Waiting For Superman”. Een opblaaszon, aliens met glitter: “The Golden Path”, het Chemical Brothers-nummer waarvoor Coyne de stem bezorgde. Dansende oogballen? Dat moet wel “The Yeah Yeah Yeah Song” zijn. Heerlijk ook hoe half-knullig die roadies telkens nadien uit die pakken moeten stappen. Het tekent de doe-het-zelfmentaliteit waarmee Flaming Lips telkens hun shows in elkaar knutselen: het ziet er grotendeels professioneel uit, maar het is pure huisvlijt.
Het pakkendste zit in het slot, wanneer Coyne met een gevoelige speech “True Love Will Find You In The End” covert en opdraagt aan de betreurde songsmid Daniel Johnston. De ontlading volgt met “Race For The Prize”, vier minuten euforie, maar ook nog altijd het vreemdste nummer ooit over de strijd tussen twee wetenschappers, en over menselijkheid. “They’re just human, with wives and children”, brullen we mee. Omdat we weten hoe dat voelt.
En zo waren Flaming Lips opnieuw, acht jaar na hun vorige passage, tweeënveertig jaar ver in hun carrière, alles wat je er van verwacht. Gek, meeslepend, soms weerbarstig, maar altijd oprecht. Wanneer de laatste tonen zijn weggestorven, zijgt een man in de confetti op een knie. Ze zegt ja. Zelden voelden we zoveel ontroering voor een vreemde.