Antony Szmierek voelt de liefde voor de schoonheid in het gewone, maar vanavond staat hij wel gewoon in de Ancienne Belgique – al is dat, rekening houdend met het feit dat dit zijn eerste optreden is in België, bezwaarlijk ‘gewoon’ te noemen. Liefde was er echter te over. Na een ietwat aarzelende start steekt hij, ondanks zijn totale gebrek aan kennis van de Franse taal, iedereen schaamteloos aan met zijn joie de vivre.
Synths zwellen aan terwijl de band – een toetsenist, een bassist met buckethat en Szmiereks broer in lad-uniform van Adidas-trainingsvest op gitaar – het podium betreedt. De drumcomputer valt in en de poëet uit Manchester, vandaag gehuld in een velours hemd in plaats van een voetbalshirt – na het niet-verlengde contract van KdB bij City kijk je in België maar beter uit – laat zijn spervuur aan teksten op de zaal van de AB Club los om er pas een uur later het zwijgen toe te doen.
Zestig minuten lang is Szmierek één en al woord, vanaf opener “Service Station At The End of The Universe” tot afsluiter “The Words to Auld Lang Syne”. De kleine zaal van de club is niet volledig gevuld (airplay krijgt de man in Vlaanderen voorlopig nog niet), maar er moeten en zullen hier vanavond zieltjes gewonnen worden. Ex-leraar Szmierek houdt iedereen moeiteloos de hele tijd bij de les en spreekt ongeveer de helft van de zaal persoonlijk aan. Medetorsers van snorren worden gecomplimenteerd en het feit dat er twee jarigen in de zaal zijn, wordt meteen aangegrepen om een aandoenlijk moment te creëren: één van de jarigen is een kind met een lolly in de hand en ze is zo lief om wat van haar ander snoep te delen met de volwassen andere jarige. Spontaniteit is de regel. Dat zijn schoolvrienden van thuis hier ook in de zaal staan, doet Szmierek zichtbaar plezier en draagt bij aan de intieme sfeer.
Zoals hij zelf zegt in “The Hitchhikers Guide To The Fallacy” is alles tegenwoordig ironisch, post-post iets, en dat is vermoeiend. Vanavond niet, vanavond staat in het teken van oprechtheid, en de opbouw naar een fijn feestje. Eerst gebeurt dat voorzichtig, met de house van “The Great Pyramid of Stockport” of de UK garage van “Working Classic”. Szmierek speelt met zijn publiek: er worden klapspelletjes gedaan, een collectieve freeze van iedereen in de zaal (“Very good, Belgium. Very obedient. I am going mad with power”), “Yoga Teacher” zwalpt op de bas, maar mist nog nét die laatste punch, en bij “Twist Forever” (“opgedragen aan mijn opa, omdat hij zo van housemuziek houdt!”) duikt hij voor het eerst de zaal in.
Tijdens zijn tour in Engeland kwam “Restless Leg Syndrome” steevast als emotioneel bisnummer, vandaag brengt Szmierek het op z’n eentje voor het voetlicht. Het is het rustpunt net voor het pandemonium mag losbreken. Tijdens “Angie’s Wedding” kruipt hij zoals tijdens de beste trouwfeesten op de schouders van een van z’n kameraden om het nummer in het publiek af te werken, “Rafters” schudt de zaal op als een wolk confetti, terwijl Szmierek de boxen links en rechts van het podium beklimt om iedereen nóg wat meer op te zwepen. Tijdens “Take Me There” komen zijn maten mee op het podium dansen, nadat ze al hun shirts hadden uitgetrokken om ermee te staan zwaaien (“we hadden al lang afgesproken dat we dit eens zouden doen, maar ik had niet verwacht dat het met zoveel tepels zou zijn!”). Dit is fluogele euforie als smileys op nineties acidstickers, het is hoe Madchester moet aangevoeld hebben.
Als inleiding op afsluiter “The Words to Auld Lang Syne” krijgen we nog een speech over het belang van het moment te grijpen en te leven in het nu, en tellen we collectief af, zoals bij oudjaar. Cheesy? Het werkt in elk geval. Publiek, band en zanger zijn ondertussen één geworden.
De laatste woorden van Szmierek terwijl hij de gelukkige gezichten in de zaal overschouwt, zijn verbazend laconiek voor deze seriewoordenaar: “Cheers. What can I say?”
Zullen wij het zeggen dan: geef die man een festivalpodium.