Twee jaar geleden draaide Ti West X, een film die een duidelijke hommage was aan de horror van de jaren negentienzeventig (The Texas Chainsaw Massacre en The Hills Have Eyes voorop) over de opnames van een pornoprent die helemaal mislopen wanneer de lokale bejaarde bewoonster aan het moorden slaat. Wests eerdere werk was al veelbelovend, maar met het geslaagde X zette hij toch duidelijk een stap naar meer maturiteit als filmmaker. X introduceerde ook het personage van Maxine Minx (Mia Goth) en omdat er met een beperkt budget gewerkt werd, werden de opnames maar meteen voortgezet voor een vervolg dat de herkomst van een personage verbeeldde. Dat werd Pearl, een absolute stilistische en creatieve triomf die helaas niet in de zalen werd uitgebracht bij ons, maar die in ieder geval wel reikhalzend deed uitkijken (en dat is op z’n zachtst gezegd) naar de voltooiing van Wests beoogde trilogie.
MaXXXine pikt de draad weer op aan het eind van de originele prent waarin we zagen hoe de protagoniste besliste om het te gaan maken in Hollywood. Waar X in de jaren zeventig speelde en Pearl een hommage was aan de jaren vijftig en meer bepaald het werk van Douglas Sirk (al speelde het verhaal wel in 1918), is deze afsluiter gesitueerd in de jaren tachtig, en bij West en zijn vaste cinematograaf Eliot Rockett wil dat uiteraard ook zeggen dat dat doordachte esthetische keuzes inhoudt. De film speelt in de wereld van de porno (de XXX in de titel is een duidelijke referentie) in het Los Angeles van de eighties waar het hoofdpersonage het niet zozeer gemaakt heeft in het reguliere Hollywood, als wel in de dubieuze onderbuik ervan. Wanneer de plot start, staat ze op het punt eindelijk een poging te doen om de stap te maken naar een horrorfilm (The Puritan 2), tot een seriemoordenaar Maxines carrière lijkt te gaan dwarsbomen.
Die verhaallijn doet uiteraard denken aan talloze slashers uit de betreffende periode en West en Rockett zijn ook bijzonder open over de films die de basis vormden voor zowel de thema’s als het licht- en kleurspel in MaXXXine: van videojunk als Angel uit 1983 tot Brian De Palma’s Dressed to Kill, James Camerons The Terminator en Italiaanse ‘giallo,’ en zelf kan ik er daar meteen nog een handvol aan toevoegen, van Lucio Fulci tot Chinatown en een mooie hommage aan William Friedkins To Live and Die in L.A. Opvallend genoeg koos het duo er niet voor om pellicule te gebruiken voor het nastreven van bepaalde effecten – onder andere de korrel eigen aan veel van de cinema uit die periode – maar werd er digitaal gewerkt, waardoor dit een interessant experiment is in het spelen met de mogelijkheden van het X OCN XT-bronformaat dat speciaal bedoeld is om een groter bereik te hebben in kleurnuances (iets wat veraf staat van de lelijke platte digitale stijl van de doorsnee moderne blockbuster). Ook in andere technische details zoals lenzen en de keuze van de manier van belichten, werden duidelijke parameters gesteld in samenwerking met kleuranalist Tom Poole, en werd er gewerkt met bijvoorbeeld minder precieze lenzen dan het huidige materiaal, zodat het beeld een minder scherpe kwaliteit zou hebben. In een interview in het vakblad American Cinematographer zei West daarover dat hij het maken van die keuzes en stellen van beperkingen erg belangrijk vindt, aangezien films en series er anders allemaal hetzelfde beginnen uit te zien en hij liever bewust dingen toelaat zoals onderbelichting dan de typische eenheidsstijl van veel digitale cinema.
Het resultaat van dat alles is overduidelijk wat aan MaXXXine de grootste kracht schenkt. Technische keuzes bepalen immers de esthetiek van een film en die is bij momenten bijzonder geslaagd: van een knap Steadicam-shot dat de werkomgeving van Maxine introduceert, tot een boeiende aanpak van textuur en tactiliteit en een paar indrukwekkende shots op het gebied van licht en kleurpalet. Het uitgekiende stilisme is duidelijk Ti Wests grootste troef geweest voor dit drieluik en dat is niet anders voor deze afsluiter. Wat wel ietwat anders is, is dat de vormelijke uitmuntendheid dit keer in dienst staat van een iets minder creatief algemeen geheel. Vooral in Pearl gingen vorm en inhoud perfect in elkaar op in wat een uiterst geraffineerd spel was met genreconventies. Ditmaal is het af en toe net iets te zelfbewust en zijn er momenten waarop het lijkt alsof de film iets té gulzig met referenties en slimmigheden strooit. Dat is een kritiek, al is die niet zwaar genoeg om complete afbreuk te doen aan de rest van de kwaliteiten van MaXXXine. Zeker een waardig sluitstuk dus, maar de beste film van de trilogie zat in het midden.