American Fiction is een schoolvoorbeeld van een onafhankelijke festivaltitel die dankzij een karrenvracht aan prijzen en positieve word-of-mouth erin slaagde om het aan de Amerikaanse kassa redelijk goed te doen. Ondanks een reeks Oscarnominaties wordt de film in Europa enkel via streaming uitgebracht. Regisseur is debutant Cord Jefferson die eerder aan de slag was als scenarioschrijver en dat valt ook te merken aan een prent die in wezen een geïllustreerd script is, iets wat ironisch genoeg verwoord wordt door een van de personages wanneer die stelt “Novels aren’t movies”. Dat script is dan gelukkig wel sterk genoeg om ervoor te zorgen dat de prent toch redelijk overeind weet te blijven, ondanks het feit dat niet te ontkennen valt dat dit een scenario is op zoek naar een echte film.
Het verhaal draait om de Afro-Amerikaanse schrijver Thelonious (iedereen noemt hem ‘Monk’) Ellison die hoogstaande literaire werken aflevert die slecht verkopen en die ook nog worstelt met zijn job als leraar: “I am quite sure that if I can get over the n-word, so you can you”, zegt hij tegen een betweterige blanke studente die aanstoot neemt aan het feit dat hij de titel van een boek op het bord schrijft in de openingsscène. Aanvankelijk lijkt dat existentiële gevecht gewoon een achtergrond voor een relaas over de moeilijke relatie tussen de protagonist en zijn familie. Maar wanneer zijn zus overlijdt en hun dementerende moeder naar een duur rusthuis moet, schrijft hij onder een pseudoniem uit frustratie een ‘zwart’ boek dat grossiert in het soort ‘American Black Urban Fiction’ clichés die een blank lezerspubliek de gelegenheid geven zichzelf op de borst te slaan om zoveel politieke correctheid en openheid van geest – u weet wel, het soort “belangrijke boek of film dat zo van deze tijd is” dat regelmatig verschijnt. Het spreekt voor zich dat de onbestaande auteur plots een lieveling wordt van de pers en het publiek, tot grote ontsteltenis van Monk.
Die springplank dient om vervolgens alle mogelijke stereotypes op de korrel te nemen, zoals de zelfingenomen blanke schrijvers die als juryleden het boek prijzen om de ‘rauwe eerlijkheid’ ervan, maar ook om een portret te schetsen van een man die moeilijk kan accepteren dat zijn kijk op een bepaalde identiteit niet noodzakelijk de enige is. Tegelijkertijd is de plot er zich voldoende van bewust dat het natuurlijk onmogelijk is om ook maar iéts te vertellen zonder net gebruik te maken van de conventies waartegen van leer getrokken wordt. Dat levert een tragikomedie op die mooi gebalanceerd is, maar die ook een beetje de kracht van het medium film ontkent. Tijdens de finale krijgen literaire adaptaties nog een stevige veeg uit de pan, maar eerder al is er een uiterst zwak moment waarin personages uit de roman letterlijk tot leven komen, een symptomatische scène voor een prent die echt wel een (degelijk) boek wil zijn eerder dan een film en daardoor toch een klein beetje een dubbel gevoel achterlaat.