Het etiket ‘Gouden Palm-winnaar’ schept zekere verwachtingen van een film. En dat is niet altijd een voordeel. Bezoekers gaan ervan uit dat ze waar krijgen voor hun tegenwoordig toch prijzige cinematicketje en zijn doorgaans net iets kritischer. Dit jaar werd de prestigieuze award toegekend aan Anatomie d’une chute van Justine Triet, die net als in haar vorige drie langspelers zowel de film regisseerde als meeschreef aan het scenario. Triet wist alvast de jury in Cannes te overtuigen van haar rechtbankdrama, te oordelen nu of die Gouden Palm ook terecht was.
De Duitse schrijfster Sandra (een uitmuntende Sandra Hüller) wordt plots beschuldigd van moord wanneer haar man door hun 11-jarig zoontje Daniel dood aangetroffen wordt in de sneeuw. Volgens het parket is er daarom geen andere mogelijkheid dan dat zij haar man het hoofd insloeg waardoor hij van de bovenverdieping naar beneden viel. Zonder een kans tot rouwen, moet Sandra haar onschuld bewijzen.
Een onschuld waarvan je als kijker niet volledig zeker kan zijn. Maar dat doet er eigenlijk niet toe. Anatomie d’une chute mag dan een rechtbankdrama zijn, de zoektocht naar de waarheid is ondergeschikt aan het vastleggen van die zoektocht zelf. Het Openbaar Ministerie en de verdediging leggen allebei een versie van de val voor, maar het is de val uit de gratie waarin Triet geïnteresseerd is. Ze toont zo hoe zowel justitie als de media het gerechtvaardigd vinden om een mensenleven te grabbel te gooien. Anatomie d’une chute is geen whodunit waarin men de puzzelstukjes tracht samen te brengen. Het is de psychologische kant van een rechtszaak die wordt belicht, waarbij het wroeten in iemands privacy geheiligd wordt in de naam der waarheid. Maar er is geen één enkele waarheid, alleen maar herinneringen. En vreemden die over andermans herinnering een oordeel moeten vellen.
De haarscherpe en getrouwe dialogen zijn de kracht van de film. Het grootste bewijsstuk is zo ook een opname van een ruzie die we als flashback te zien krijgen tot woorden lijken over te gaan in daden en we net als de rechtszaal uit de klanken feiten moeten reconstrueren. Wat het ook is wat we horen en verteld krijgen, één ding is zeker: niets is eigenlijk voor onze oren bestemd.
Triet speelt ook met de notie van de camera als voyeur. Verstopt tussen de andere aanwezigen in de rechtbank registreert de camera het proces en benadrukt zo hoe we delen van iemands leven te zien krijgen waar we eigenlijk geen recht op hebben. Soms zoomt de camera ook ostentatief in op de beklaagde, alsof een beter beeld tot een beter inzicht zou leiden. Ook zoon Daniel lijdt onder het verwoestende streven van beide partijen om hun gelijk te halen. De ene kant stelt dat zijn moeder een moordenaar is, de andere dat zijn geliefde vader zelfmoord pleegde. Panning shots, waarbij de camera tussen de procureur en de advocaat springt, geven vorm aan zijn interne worsteling.
In wezen maakt Triet een vrij simpele genrefilm die trouw blijft aan de structuren van een rechtbankdrama, en creëert zo een – voor een leek – vrij accurate weergave van het rechtssysteem. Maar door zich niet te verliezen in die zoektocht naar de waarheid, verlegt Triet de vraag van ‘wat is de waarheid’ naar ‘hoe probeert men deze te bekomen’. Zo demonstreert ze hoe waardigheid sneuvelt in een poging de juiste gebeurtenissen te achterhalen. Enkel de vuilste was wordt buiten gehangen in de rechtszaal. En hoewel Sandra in het begin weigert, is ook zij genoodzaakt haar overleden echtgenoot zwart te maken om haar eigen hachje te redden. Voor het oog van de wereld en haar zoon Daniel geeft ze schoorvoetend de meest intieme delen van haar leven bloot. Een daad waarmee ze, schuldig of onschuldig, zal moeten leren leven.