London Calling

,

Het is alweer vijf maanden geleden dat we op Eurosonic een handjevol nieuwe bandjes ontdekten, tijd om dat nog eens over te doen. In Amsterdam beantwoordde London Calling die nood met een brede greep bandjes van over kanaal en oceaan, en op het einde wonnen de Britten.

Oceaan? Hoezo is dit London Calling? Washington heeft in de andere kamer de hoorn ook van de haak genomen, en luistert mee: meer dan ooit struikelen we in Paradiso over vrienden uit The States. En soms valt dat erg tegen, zoals bij Enumclaw, een rockkwartet uit Tacoma, Washington, dat een treurige variant op punk brengt.

Intrigerender is Ber, een midwestern gal als geen ander, die zich op het internet presenteert als indie pop-singer-songwriter. Het ziet er een beetje uit alsof Klaasje van K3 de indie-tour wil opgaan, het klinkt als de natte droom van elke platenbons die een rekenmachine heeft. Zelf denkt ze ook al verder; in gedachten ziet ze de kroon van Queen TayTay al op eigen hoofd pronken. Je hoort aan songs als “Boys Who Kiss You In Their Car” – “jullie fietsen hier allemaal, deze song is irrelevant!” – en “Halfway” dat ze nu al weet op welk moment de vlammen later uit het podium mogen spuiten, waar het vuurwerk past.

Veel kans dat het ook zal werken. Berit Dybing ziet er uit als een plaatje, zingt als een klok, en haar songs volgen netjes de regels. Zonder één noot gehoord te hebben, weten we waar haar melodie naar boven zal gaan, waar de dramatische break komt. Dat ze zich behoorlijk arrogant opstelt maakt haar niettemin weinig sympathiek, de zelfvoldaanheid waarmee ze haar band afkondigt is bijna stuitend, en zo wordt dit iets als hatewatching op concertniveau: je kijkt omdat je ergernis ergens deugd doet. Ber zal sneller groot worden dan alle andere namen op deze affiche, en daar zullen we ooit samen verschrikkelijk veel jeuk van krijgen.

Rond andere artiesten hangt dan weer een gekke patchoeligeur. Ron Gallo brengt garagerock van het zuiverste water, met af en toe een uitstapje naar de gitaarhelderij van Zeppelin, bij The Lemon Twigs is de klok ergens eind jaren zestig, begin jaren zeventig blijven stilstaan. De brave, haast zeemzoeterige samenzang gaat de broers D’Addario goed af – hun laatste plaat heet niet voor niks Everything Harmony – maar hun voortdurende, al dan niet gemeende gekibbel en gelul over favoriete Beach Boys-platen (Holland – natúúrlijk) haalt meer dan eens de vaart uit de set, en dan valt des te harder op dat de Laurel Canyon-achtige songs van The Lemon Twigs nog niet aan de enkels van hun klassieke voorbeelden komen. Zonde dus dat net deze band een uur lang – héél lang – mag spelen, waar anderen het met een krap halfuurtje moeten stellen.

Echt uit Laurel Canyon dan weer: Sylvie, dat niets van doen heeft met Melody laat staan DJ Wout, maar wel een gezelschap is onder leiding van Ben Schwab, die een doos met tapes van zijn vaders bandje uit 1975 vond en besloot dat geluid als basis te gebruiken voor zijn eigen, diepnostalgische seventies countrypop. Het klinkt mooi, vertrouwd en warm, al kunnen we opnieuw de vraag “maar dit bestaat toch allemaal al?” moeilijk onderdrukken. Niet dat vernieuwing altijd verbetering is, maar iets als “Further Down The Road” ligt zo dicht bij Carole King dat het toch lichtjes onbeleefd wordt. Wie echter op zoek is naar een beschaafde, zonnige backingband voor zijn volgende tuinfeest of festival, weet waar hij moet zijn.

What the fuck?-momenten

En zoals dat gaat op een ontdekkingsfestival als dit loop je ook al eens een “what the fuck?”-moment op. “Question everything”, brult Kingsley Hall en wij willen vooral zijn electropunkcollectief Benefits in vraag stellen. CVC klinkt als de liefdesbaby van Two Door Cinema Club en Joe Cocker, maar dat is verkeerd gehoord: van liefde was duidelijk geen sprake. En dan was er nog Master Peace, een band die niet alleen klinkt, maar er op een bizarre manier ook uitziet alsof iemand ChatGPT vroeg een nieuwe versie van het vroege Bloc Party te creëren. Dolenthousiast springend komen de bandleden op met Blurs “Song 2”, een halve set later wagen ze zich aan een cover van hetzelfde nummer. Het is: raar.

En nu we toch in 2005 zaten: Bilk presenteerde zich als iets tussen The Streets en Arctic Monkeys, maar klinkt vooral als die laatste mochten ze zich op springerige B-kantjes van Blur hebben toegelegd. Je realiseert je dat het een Alex Turner vroeg om meer te maken van zijn groepje dan een doordeweeks punkbandje als dit. U wil erger? De nooit meer van ons netvlies te spoelen Joe Unknown deed iets wat Sleaford Mods zouden doen als ze diep door het stof gingen voor de populistische overlords van de industrie; Post Malone op steroïden, gebracht met alle truken uit het hiphophandboek.

Ja, het was ons de editie wel. Zullen we het anders over de hoogtepunten hebben?

De eerste verrassing van het festival noteren we vroeg op vrijdag, wanneer Hamish Hawk zijn bijzonder benenwerk laat zien. Erg aanstekelijk immers, dat anticiperend huppeltje dat de Schots-Nieuw-Zeelandse zanger maakt net voor hij een nieuwe frase zal inzetten, maar zoveel theater past zijn al even dramatische nummers wel. Gedachten aan Morrissey zijn in uitschieters als “The Mauritanian Badminton Doubles Champion, 1973” nooit ver weg, soms heeft het dan weer meer weg van Smiths-navolgers Gene of The Divine Comedy zonder dat kamerorkest. Eén keer, in het vinnige “Bakerloo, Unbecoming”, komt zelfs Bruce Springsteen om de hoek loeren. Wat de nummers bindt is niet alleen die flexibele bariton, maar ook dat het stuk voor stuk fijne en slimme songs zijn, met teksten die in hun woordenvloed minstens intrigeren.

Het gaat over gentrificatie

Huh, wat staat Beach House hier te doen? Doe je ogen dicht, en Lael Neale schittert in “Every Star Shivers In The Dark” (die titel!) met haar ietwat knullige omnichord – synthesizer en drumcomputer tegelijk – op dezelfde ingetogen wijze als Victoria Legrand en haar orgeltje. En al ziet ze er, met je ogen weer open, wel erg frêle en bang uit in haar gouden jurk, er is iets betoverends aan haar dat zelfs de diehard postpunkfans in deze grote zaal doet halt houden. Is het dat dreinende “Heroin”-gitaartje van Guy Blakeslee in “Sliding Doors And Warm Summer Roses”? Het zwierige orgel van “No Holds Barred”? Of toch die kinderlijk aanstekelijke papapadadams in “I Am The River”? Misschien is het wel alles tegelijk: Neale is én folkmeisje én lo-fi sixtiespopper, en daarmee een van de absolute uitschieters van dit weekend.

En er is meer Mooi En Ingetogen. Want zijn het vaak de (post)punkbandjes die op London Calling de aandacht trekken, dan doet deze editie flink zijn best om de blik wat te verruimen. Veel punk is er immers niet aan de stapvoetse droefenis van The Golden Dregs, dat voor een soloproject (van Benjamin Woods) toch verdacht veel bandleden telt. Allemaal in het wit bovendien, wat even ongemakkelijke herinneringen aan commune-achtige bands als The Polyphonic Spree oproept, maar gelukkig niet meer blijkt te zijn dan een ongelukkige vestimentaire keuze die hooguit afleidt van datgene waar het hier om draait: die stém. De bariton van Woods is immers nog indrukwekkender dan die van Hamish Hawk eerder vandaag, en laveert aangenaam tussen Stephin Merritt van The Magnetic Fields en Matt Berninger. Van The National, ja, onmiskenbaar voorbeeld voor Woods, al is hij nog veel meer een verteller in de stijl van Destroyer of Father John Misty.

Bij momenten gaat het knikkebollend langzaam – van nummers die “Eulogy” en “Hope Is For The Hopeless” heten, moet je geen feestje verwachten – maar telkens weer houdt de zang van Woods je bij de les. “Building, buildings, buildings / And painted tarmac fields / Rows and rows of houses / Brick and mortar graves / Nothing ever happens”, declameert hij in “How It Starts”, om teleurgesteld verder te gaan met “They ostracized the brave”. Het gaat over gentrificatie, maar al bezong Woods de inhoud van zijn diepvries, we zouden nòg luisteren. Geen vuurwerk, geen gekke pakjes (hoewel) en al zeker geen moshpit: The Golden Dregs is een wondermooi rustpunt in de hectiek van dit festival.

Sommige beloftes kennen we al. Heartworms gooide in maart de puike EP A Comforting Notion onze richting uit, de titeltrack daarvan is als opener op London Calling een schijnbeweging: nog even rustig doen, vooraleer Jojo Orme gaat tegenwringen. In “24 Hours” praatzingt ze over een schurend gitaartje, “Consistent Dedication” leidt ze marcherend in voor ze in de finale gierend uithaalt, en haar theremin laat loeien. It’s postpunk, Jim, maar dan van de gothic variant, al wil het met dat duistere nu ook niet echt lukken.

Orme is hier te graag om echt te domineren. Ze is een fascinerende frontvrouw die een zaal uit haar hand laat eten, maar vanavond ondermijnt ze haar autoriteit met te enthousiaste bindteksten, te veel licht. Het is een werkpunt, want met “May I Comply” en “Jacked” laat ze horen dat ze naast die EP nog songs heeft die dringend een release mogen kennen. Wanneer de motorik beat van “Retributions Of An Awful Life” de set naar een pittig hoogtepunt stuwt, is er geen twijfel mogelijk dat Heartworms hier is om te blijven.

Linkin Park op een raveparty

En toch zijn de echte winnaars van vrijdag Vlure. “Choose life; choose a career in music”, moet het dit vijftal ooit in de oren hebben gegonsd, alsook: “choose Kappabroeken”. Yup; deze Schotten zien eruit als weggelopen uit Trainspotting, klinken alsof Happy Mondays zich met de hulp van Faithless uit een depressie proberen te feesten. Het is lomp, het is dom, het is verschrikkelijk slim. Hamish Hutcheson is het soort frontman voor wie opzwepen een tweede natuur is, maar dat doet hij wel terwijl hij zich de lockdown-ennui van het lijf brult. Opener “Heartbeat” is meteen game, set and match: een pletwals waaraan geen ontkomen is. De band gooit er niettemin voor de zekerheid het vlammende “Show Me How To Live Again” achteraan; het klinkt als Linkin Park dat op een raveparty verzeild is geraakt, het klinkt beter dan die analogie doet vermoeden. En omdat het zo wel lekker ging, surft de band verder op die vibe met een ziedend “This Fantasy” en een al even heftig “Cut It”. Rustpunten die Vlure op plaat durft brengen, zijn hier ver te zoeken. Het is vrijdag, het is middernacht, het is feest. “This Is Not The End” zingt Hutcheson samen met toetsenist/gitarist Conor Goldie – overduidelijk de echte bandleider – en dat klopt. We zouden nog Joe Unknown moeten verteren, maar voor Vlure zat het er wel op. Toch voor nu. Afspraak hopelijk komende festivalzomer.

En dan is er zaterdag, zo tegen elven, Deadletter. Nog maar eens. Het is de derde keer op een half jaar dat we de groep zien, en opnieuw verrast het sextet door alweer anders uit de hoek te komen. Weg is het “hahaaa!” waarmee Zac Lawrence in oktober het Rotterdamse Left Of The Dial in vuur en vlam zette, de noiseaanval die nauwelijks een maand geleden de Gentse Charlatan innam is ook alweer geschrapt. Vandaag gaan we voor de trage aanpak: het rustige “Hero” mag beginnen.

Maakt niet uit. Lawrence is het soort zanger dat op zijn Ian Curtis’ van bezetenheid zijn handelsmerk maakt, de starre blik in de ogen is bij momenten ontregelend. Hij is het die met zijn slimme, bijna dichterlijke teksten en dictie de aandacht vasthoudt, een frontman pur sang, maar het is zijn band die hem draagt. Wat een machine is dit vijftal dat rollende grooves losjes uit de pols speelt, met de sax van Poppy Richler als kleurend element. In nieuwe single “The Snitching Hour” toetert ze er op los, terwijl de rest een funkgroove kletsen punk geeft.

Tijd voor de finale. Eén EP heeft Deadletter uit, en het heeft al drie hits op zijn actief. Het onweerstaanbare “Pop Culture Connoisseur” wordt vandaag buiten beschouwing gelaten, maar dat dit publiek “Fit For Work” kent is duidelijk, zelfs de tongbreker “Shirley says she’s serious, she surely can’t be serious” wordt lustig meegebruld; een moshpit kolkt. Het marsritme van “Binge” heeft maar binnen te koppen, dat “Wants – binge, Needs – binge, Hopes – binge, Dreams – Then it’s a binge” klinkt als een strijdkreet. In afsluiter “Zeitgeist” heeft Lawrence er nog een. “There’s something in the air, there’s a storm coming”; we hebben het al platgeciteerd, maar we kunnen er ook vandaag niet omheen. Hier groeit een band op in plein public en het is een plezier om te zien hoe hard de groeispurt gaat. Benieuwd wat voor groep we tegen hun debuutplaat aantreffen.

Want zo gaat het wel op zo’n showcasefestival. Je ziet groepen in transitie, in volle opgroeien en transformatie. Wat je vandaag zag, kan overmorgen alweer anders klinken, volgende week overboord zijn gegooid. Eén zekerheid liet London Calling echter achter: de goeie muziek is nog niet op.

Foto’s: Sabrine Baakman (@bienesss)

Beeld:
Sabrine Baakman (@bienesss)

aanraders

verwant

Eindejaarslijstje 2023 van Matthieu Van Steenkiste

Afgaand op wat hieronder staat was 2023 vooral wat...

#So2023: Hamish Hawk :: Elvis Look-alike Shadows

Om afscheid te nemen van 2023 presenteert elke dag...

Left Of The Dial 2023 :: Een zweterige slazwierder

Het is oktober, het regent, de festivalzomer is slechts...

Hamish Hawk

7 oktober 2023Djingel Djangel, Antwerpen

Ze bestaan nog, mijnheer: de artiesten die al hun...

Deadletter

16 september 2023Leffingeleuren, Leffinge

recent

Hinds :: Boom Boom Back

Kijk, we hebben geprobeerd ons te verzetten. Met een...

Pet Shop Boys :: Nonetheless

De vijftiende van Pet Shop Boys is niet Electric,...

Maria Iskariot :: EN/EN

Tot spijt van wie het benijdt: de meisjespunk van...

Fallout – Seizoen 1

De afgelopen jaren worden meer en meer games uitgewerkt...

Neil Young & Crazy Horse :: F##in’ Up

Het was soms moeilijk om niet overweldigd te worden...

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Schrijf uw reactie
Vul hier uw naam in