Dat oorlog enkel zorgt voor verderf, getraumatiseerde veteranen en vernietigde relaties was u waarschijnlijk al langer dan vandaag bekend. Die boodschap wordt nog maar eens in de verf gezet door Rachel Langs tweede langspeler Mon Légionnaire. Maar om de film weg te zetten als de zoveelste oorlogsfilm met die specifieke boodschap, is te kort door de bocht: de koude, observerende manier waarop Lang die boodschap brengt, zorgt voor een interessante insteek en laat toe dat deze Belgisch-Franse co-productie zich onderscheidt van veel andere oorlogsfilms.
0Mon Légionnaire – de titel refereert naar de tatoeage van één van de hoofdpersonages – onderzoekt het leven van twee koppels waarvan in beide gevallen het mannelijke deel als soldaat van het Franse Vreemdelingenlegioen op missie moet naar het conflictueuze Mali, terwijl de partners achterblijven nabij de thuisbasis op Corsica. Afwisselend focust de camera zich op het leven aan het front te Mali, op de achterblijvers in Corsica of op de korte momenten van verlof, wanneer manlief voor korte tijd terug herenigd wordt met zijn familie. De ene familie bestaat uit Maxiume, Frans legionair met hoge graad (u herkent Louis Garrel mogelijks uit Rifkin’s Festival of Little Women) en zijn vrouw Céline (Camille Cottin), die advocate is. Aan de andere kant volgen we een Ukraïns koppel in een minder goed bemiddelde maatschappelijke positie: zij (Ina Marija Bartaité) is kinderoppas bij Céline en haar echtgenoot Vlad (Aleksandr Kuznetsov) valt onder direct gezag van Maxime. Zo toont de film ook hoe de gevolgen van oorlog en het leven ver van huis anders beleefd wordt afhankelijk van je maatschappelijke positie, maar dat niemand ontsnapt aan de kern van de zaak: verderf, trauma en ontwrichte relaties.
Rachel Lang brengt een behoorlijk heftig verhaal op het scherm, zonder daarvoor de gemakkelijke trucjes nodig te hebben. Geen geliefden die elkaar snikkend in de armen vallen, geen soldaten die al schreeuwend hun stervende maat proberen te redden en geen aanzwellende strijkers wanneer de beelden inhakken op de realiteit. Rachel Langs camera doet louter aan registratie en onthoudt zich van een te veel aan context schetsen. Ze vertrouwt op de toeschouwer die zelf de beelden weet te interpreteren. Voor een groot deel van Mon Légionnaire bestaat die registratie uit het tonen van erg banale dagelijkse handelingen. Op het thuisfront zien we hoe de echtgenoten van de legionairs in “De Vrouwenclub” haast verplicht worden om activiteiten met elkaar te delen. Ook aan het front toont de film echter dat verveling de bovenhand heeft op actie en zien we vooral hoe militairen zich dienen te beschermen tegen de zon, de muggen en ongestreken uniformen. Wanneer er dan toch actie lijkt aan te komen, wordt die gauw de kop ingeslagen. Zo wordt door bevel van bovenhand – off screen – beslist om de troepen terug te trekken of worden nakende grondgevechten koudweg opgelost met luchtversterking. Kinetische gevechten, worden ons onthouden, maar we volgen het geweld wel vanuit het oogpunt van de protagonisten. Aan het front ervaren we hoe de soldaat nauwelijks ziet wie de vijand is: we nemen vage schoten waar vanuit eindeloze vlaktes zand en rotspartijen, maar de vijand krijgt amper een gezicht. Nog brutaler wordt het wanneer de actie wordt verteld vanuit het thuisfront te Corsica. Via een televisiejournaal dienen we de uitkomst van een interventie te Mali te weten te komen. Koel en hartverscheurend. Zo ontzegt Lang de kijker spannende actiescènes en bouwt ze steeds de spanning op, zonder die opbouw in te lossen. Het zijn immers de gevolgen van de actie die ertoe doen.
Die soms onderkoelde stijl krijgt voldoende tegengewicht door vlagen van erg subtiele, maar even genietbare komische intermezzo’s. De absurditeit van de situatie aan het front leent zich immers perfect tot hilariteit. Maar ook momenten van rust die haast poëtische kwaliteiten krijgen geven de film de nodige afwisseling en een aantal prachtige tableaus. Hierbij neigt Lang misschien wat gemakkelijk naar Claire Denis’ Beau Travail uit 1999 – een homo-erotische worstelscène komt haast letterlijk uit die film – maar laten we haar dat graag vergeven: De grens tussen ‘stelen van’ en ‘een ode brengen aan’ kan immers flinterdun zijn.
Om als hedendaags meesterwerk bestempeld te worden, brengt Mon Légionnaire misschien nog net iets te weinig baanbrekends naar het scherm om zich écht te onderscheiden van het maaiveld. Haar, eigenzinnige zeer duidelijke stijlkeuzes tonen echter dat Lang verdomd goed weet waar ze mee bezig is en doet ons reikhalzend uitkijken naar meer.